Deel 3: Probleem of uitdaging? Het herkennen en oplossen van vertaalproblemen

Geplaatst op: 09 december 2021

Dit is het derde deel van de module Kennismaking met literair vertalen. In de video vertellen vijf verschillende vertalers welke vertaalproblemen je zoal tegenkomt als je een literaire tekst overbrengt in een andere cultuur. En hoe je kunt komen tot verschillende oplossingen. Na het kijken van de video verdiep je je verder in de verschillende afwegingen die een vertaler kan maken.

Video

Deze video gaat over vertaalproblemen. Je maakt kennis met literair vertalers Jiahui (Jacklyn) Jiang, Sophie Kuiper, Micaela van Muylem, Isabelle Rosselin en Alfred Schaffer. Bekijk de video hierboven om te beginnen. Of speel de video af via YouTube.

Uitleg van de begrippen die de vertalers noemen kun je onder aan deze pagina vinden.

 

Opdrachten

3.A. De vertaler als detective

Zoals in deel 2 van deze module duidelijk werd, moet je als vertaler van alles opzoeken om je tekst goed te kunnen begrijpen. Als je dan eenmaal gaat vertalen, duiken er allerlei vertaalproblemen op. Ook dan is een hoop speurwerk nodig. Zoals Isabelle Rosselin zegt: "Je moet werken als een detective."

  • In deze video geven de vertalers specifieke voorbeelden van problemen die ze tijdens het vertalen zijn tegengekomen en die om extra onderzoek vroegen. Beantwoord de volgende vragen:
  1. Welke voorbeelden van vertaalproblemen noemen de verschillende vertalers in de video? Noteer ze. 
  2. Noteer bij elk voorbeeld welke aanpak de vertaler koos en (indien van toepassing) welke hulpmiddelen werden gebruikt om het probleem te kunnen oplossen.
Reflectie

Zoals Micaela van Muylem stelt, zou je vertaalproblemen ook kunnen zien als vertaaluitdagingen. Ze dwingen je te puzzelen en spelen met de tekst. Zoals duidelijk wordt in het filmpje bestaan er veel soorten vertaalproblemen. Vertalers zetten verschillende hulpmiddelen én hun creativiteit in om tot een goede oplossing te komen. Soms vraagt het om een digitale zoektocht, een andere keer ga je zoals Sophie Kuiper daadwerkelijk met je notitieboekje naar een museum om informatie in te winnen.

3.B. De Elfstedentocht

Bij het oplossen van vertaalproblemen kun je allerlei strategieën toepassen. Veel vertalers en (vertaal)wetenschappers hebben geschreven over die mogelijke strategieën. In het artikel "De brug bij Bommel herbouwen" beschrijft James Holmes de soorten oplossingen die een vertaler kan kiezen om tot oplossingen te komen bij het vertalen van een gedicht. De vertaling beweegt volgens hem op een aantal verschillende assen tussen twee uitersten. De schematische weergave daarvan is bekend geworden als het ‘kruis van Holmes’.

Belangrijke begrippen uit het 'kruis van Holmes' zijn exotiseren en naturaliseren. De vertaler wordt steeds voor een keuze gesteld: behoud je de eigenheid van een tekst door taal-, cultuur- of vormspecifieke elementen te handhaven? Dat wordt exotiseren genoemd. Exotiseren heeft als voordeel dat de elementen uit de broncultuur (zoveel mogelijk) intact blijven, maar het nadeel is dat de lezer de tekst er minder makkelijk door begrijpt. 

Kies je voor naturaliseren, dan vervang je zulke specifieke elementen door iets wat er op een of andere manier mee overeenkomt in de doeltaal of doelcultuur. Het voordeel van een naturaliserende aanpak is dat de lezer gemakkelijker begrijpt, de tekst is toegankelijk. Een nadeel is dat je feitelijk het verhaal naar een andere plaats haalt.

  • In het filmpje noemt Micaela van Muylem een mooi voorbeeld om deze begrippen op toe te passen, namelijk het vertalen van het woord 'Elfstedentocht'.
  1. Stel dat je dit woord in jouw taal moet vertalen. Waarom levert dat een vertaalprobleem op?
  2. Waarom levert het vertalen van dit woord in specifiek een gedicht een vertaalprobleem op?
  3. Wat zou een exotiserende vertaling van het woord Elfstedentocht zijn?
  4. Wat zou juist een naturaliserende vertaling zijn?
  5. Wat zijn de voor- en nadelen van deze mogelijkheden? Verschillen die voor- en nadelen voor de context (het soort tekst) waarin je de vertalingen gebruikt?
Reflectie bij opdracht 3.B.

Een exotiserende aanpak zou zijn om ‘Elfstedentocht’ onvertaald te laten, misschien wel omdat je de ‘couleur locale’ belangrijk vindt, of omdat je tekst feitelijk moet kloppen. Een naturaliserende aanpak zou kunnen zijn om een sportevenement uit je doeltaal te kiezen dat op bepaalde vlakken op de Elfstedentocht lijkt: misschien een andere schaatswedstrijd, of een sportevenement dat erom bekendstaat bijzonder zwaar te zijn. Op die manier kun je de associaties die je belangrijk vindt voor de brontekst toch nog overbrengen in de doeltekst. Een tussenvariant is de parafrase: eventueel gebruik je de Nederlandse term, maar je laat die gepaard gaan van een beknopte toelichting, misschien één waarin je een bepaald aspect van de tocht aanstipt dat voor de tekst die je vertaalt van belang is.

In het voorbeeld van Micaela van Muylem gaat het om een gedicht. Omdat een gedicht vaak compact en tegelijkertijd veelzeggend is, is het extra lastig dat je niet met één term alle associaties kunt oproepen die bij een woord als Elfstedentocht horen. In een prozatekst kun je soms meer ruimte nemen om nog net wat informatie toe te voegen, maar in feite geldt ook daar dat je waarschijnlijk niet alle connotaties aan de lezer kunt laten zien. Wel kun je proberen een manier te vinden om de connotaties die voor de brontekst het meest van belang zijn op een subtiele manier over te brengen.

3.C. Oefenen met vertaalproblemen (extra)

In de bijlage onder aan deze pagina vind je een PDF-bestand met twee voorbeelden van vertaalproblemen om zelf mee aan de slag te gaan. Het zijn voorbeelden uit de praktijk van twee vertalers. Kies één van de twee oefeningen uit, of maak ze allebei als je op dreef bent!

 

Leestips

Meer leren over het vertalen van cultuurspecifieke elementen of realia?

Meer lezen over creativiteit als vertaalcompetentie?

Meer lezen over afwegingen die vertalers maken? Op verschillende sites verschijnen regelmatig verhalen van vertalers:

Ga door naar deel 4

 

Begrippenlijst

Alliteratie is een vorm van klankherhaling waarbij de beginklanken van woorden in elkaars buurt dezelfde zijn. Dat kan aangenaam klinken en het ritme van een zin versterken, maar het kan ook een verband scheppen tussen woorden. Als een van die dingen aan de hand is, spreek je van functionele alliteratie. Dan wil je als vertaler vaak een vergelijkbaar klankspel in je vertaling bewerkstelligen. Wel kan het zo zijn, zoals Sophie Kuiper in het filmpje zegt, dat een bepaald type klankherhaling in de ene taal of tekst beter werkt dan in de andere. Zij kiest er dan meestal voor, zegt ze, om wel iets met klankherhaling te doen, maar op een andere manier dan in de brontekst is gedaan.

Soms draait het bij een woord niet zozeer om de letterlijke, maar om de figuurlijke betekenis: het woord staat symbool voor iets anders. Als alleen de figuurlijke of juist alleen de letterlijke betekenis van een woord er in een tekst toe doet, levert dat niet direct een vertaalprobleem op, dan hoeft de vertaler immers enkel een van beide betekenissen over te brengen. In poëtisch taalgebruik wordt echter regelmatig gespeeld met de dubbele betekenis van een woord. Er wordt dan bijvoorbeeld een grapje over gemaakt dat er niet daadwerkelijk katten en honden uit de lucht komen vallen als iemand de uitdrukking ‘it’s raining cats and dogs’ gebruikt. Voor een vertaler is het dan de uitdaging om zowel het letterlijke als het figuurlijke aspect over te brengen in de vertaling.

Onder brontaal verstaan we de taal waarin een te vertalen tekst oorspronkelijk is geschreven. De broncultuur is de cultuur waarin een te vertalen tekst is ontstaan. 

Zie ook ‘doeltaal en doelcultuur’.

Verschijnselen en begrippen die specifiek zijn voor een bepaalde cultuur, en de woorden of termen die ernaar verwijzen, worden wel realia of cultuurspecifieke elementen genoemd. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde winkelketens, of aan een bepaald gerecht dat in bepaalde situaties wordt gegeten. Het lastige aan dit soort termen is dat ze vaak een wereld aan connotaties oproepen die je niet zo gemakkelijk allemaal in een vertaling overbrengt. Er zijn verschillende manieren om met cultuurspecifieke elementen om te gaan: je kunt de term uit de brontekst laten staan, waarmee je benadrukt dat het verhaal zich eigenlijk ergens anders afspeelt dan in de doelcultuur. Dan krijgt het verschijnsel iets exotisch en we noemen deze strategie dan ook wel exotiseren. Je kunt ook een verschijnsel zoeken dat in bepaalde opzichten op de reale lijkt: van een bord erwtensoep maak je bijvoorbeeld een gerecht dat in de doelcultuur wordt geassocieerd met een stevige maaltijd op een winterdag. Zo maak je het gerecht herkenbaar en lijkt het alsof het verhaal zich ook best in de doelcultuur had kunnen afspelen. Dit noemen we ook wel naturaliseren. Daarnaast kun je het fenomeen ook nog toelichten in de vertaling. Eventueel kun je dan de belangrijkste connotatie noemen. Dat wordt wel expliciteren genoemd.

Onder doeltaal wordt de taal verstaan waarin een doeltekst wordt geschreven. De doelcultuur is de cultuur waarin de doeltekst functioneert of gaat functioneren. Net als in het geval van brontalen en bronteksten kunnen bij doelteksten meerder doeltalen en -culturen betrokken zijn.

Zie ook ‘brontaal en broncultuur’.

Equivalentie is een lastige term omdat men het er niet over eens is of er wel zoiets als equivalentie bestaat. Bedoeld wordt dat een begrip in de doeltaal kan worden gevonden dat in alle opzichten gelijkwaardig is aan een begrip in de brontaal. Sommige vertalers zullen zeggen dat dat per definitie onmogelijk is omdat dat begrip in de doeltaal nu eenmaal in de broncultuur functioneert en sowieso anders gaat functioneren als je het in een nieuwe context plaatst, wat je met vertalen per definitie doet. Om te bepalen hoe je hier zelf over denkt kun je een gedachte-experiment doen: denk je dat een Nederlandse lezer hetzelfde beeld voor ogen heeft bij het lezen van het woord ‘brood’ als de Franse lezer ziet bij het woord ‘pain’ of een Duitse lezer bij het woord ‘Brot’? Zou je zeggen dat deze woorden equivalenten van elkaar zijn?

Taalgebruik in een bepaald register kenmerkt een bepaalde situatie en/of een bepaalde spreker. In de ene situatie kom je bijvoorbeeld vaker formeel taalgebruik tegen dan in de andere, en de ene spreker zal in diezelfde situatie ook nog weer formeler praten dan de andere. Zo roept bepaald taalgebruik bepaalde associaties op en in literatuur worden die associaties ingezet om impliciet informatie te geven over situaties, locaties, personages en relaties. Voor een vertaler is het van belang die registers te herkennen en te proberen een register te vinden dat even goed in de situatie past als in de brontekst het geval is.

Valse vrienden zijn woorden die qua vorm of qua uitspraak erg op elkaar lijken, maar die niet hetzelfde betekenen. Alfred Schaffer geeft als voorbeeld van een valse vriend het woord ‘aardig’, wat in het Nederlands ‘vriendelijk’ betekent, maar in het Afrikaans ‘raar’. Ook bij andere talenparen komen valse vrienden voor, zoals het Nederlandse ‘doof’ niet hetzelfde betekent als het Duitse ‘doof’ en het Franse ‘veste’ een ander kledingstuk is dan het Nederlandse ‘vest’.