Duovertalen

Geplaatst op: 15 februari 2024

Op deze pagina lees je hoofdstuk 1.8. uit Alles verandert altijd. Perspectieven op het literair vertalen. In dit hoofdstuk bespreekt het vaste vertaalduo Harm Damsma en Niek Miedema hun eigen en andermans ervaringen met duovertalen.

Dit hoofdstukje gaat over duo-vertalen. Dat wil zeggen vertalen met zijn tweeën. Laten we beginnen met het uit de wereld helpen van een zelfs onder uitgevers volop levend misverstand, namelijk dat als je twee personen op een vertaling zet, het werk dan sneller af zal zijn. Dat geldt alleen maar als beide vertalers de helft van het boek voor hun rekening nemen en zich verder niet met elkaars werk bemoeien. Dan doen ze gewoon allebei een half boek en is er eigenlijk helemaal geen sprake van een duo-vertaling.

In principe zou een uitgever die haast heeft dan net zo goed drie vertalers kunnen nemen en die alle drie een derde van het boek laten doen, of vier die alle vier een kwart voor hun rekening nemen. Of tien vertalers, die allemaal een hoofdstuk doen, dan is een boek van achthonderd pagina’s in een maand gepiept. En het treurige is dat dat soms nog gebeurt ook. Volkomen terecht verstrekken het Nederlands Letterenfonds en Literatuur Vlaanderen dan ook geen werkbeurzen voor dit soort projecten. Tientallen, viertallen of trio’s komen niet in aanmerking. En duo’s alleen wanneer er sprake is van een zinvolle samenwerking, die bij de aanvraag moet worden toegelicht. Gelegenheidsduo’s hebben daarbij meer uit te leggen dan vaste koppels. Een aantal bekende vaste vertaalduo’s zijn bijvoorbeeld Patty Krone en Yond Boeke, Karina van Santen en Martine Vosmaer, Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet.

Er zijn ook mensen die het juist leuk vinden om telkens met een andere partner een verbintenis aan te gaan en per boek een vers duo te vormen, al naar gelang wat de tekst vraagt. Een voorbeeld hiervan is Gerda Baardman, die op deze manier al heel wat beginnende vertalers aan een eerste publicatie heeft geholpen.

We willen niet beweren dat met zijn tweeën vertalen altijd een beter eindresultaat oplevert dan wanneer je het alleen doet. Er zijn aan duo-vertalen allerlei voordelen en nadelen verbonden. Daarover later meer.

Om te beginnen willen we een voorbeeld geven van de typische werkwijze van een duo. Stel, je hebt een roman gekregen van gemiddelde moeilijkheidsgraad, die 120.000 woorden lang is. Die lezen de vertalers eerst allebei en dan schrijven ze vast wat dingetjes op die door het hele boek terugkomen. Bijvoorbeeld sociaal-cultureel bepaalde realia.1 Verder kun je je gedachten laten gaan over de vraag hoe je frequent voorkomende zaken of begrippen gaat noemen, of je bepaalde mensen u of jij tegen elkaar laat zeggen, of de Acting Director Plaatsvervangend Directeur of Waarnemend Directeur moet heten, of je de namen van pubs die een duidelijke betekenis hebben wilt vertalen of in de brontaal (in dit geval van pubs natuurlijk het Engels) wilt laten staan, enzovoort.

Dit soort beslissingen zijn technisch van aard, maar het is ook beslist zinvol om tevoren je persoonlijke perspectief op boek en personages met elkaar te bespreken, als in een soort tweepersoons boekenclub. Daarbij geef je je gezamenlijk rekenschap van wat de auteur volgens jou beoogt, en welke stijl- of andere middelen diegene daartoe inzet. En laten we eerlijk zijn: doorgaans is niet alles wat een auteur doet voor de volle honderd procent geslaagd. Wat te doen met al te wilde beeldspraak of particuliere eigenaardigheden? Uiteraard is de brontekst heilig in die zin dat de vertalers niets mogen herschrijven en niet redactioneel mogen ingrijpen. In 2015 was het thema van de jaarlijkse Literaire Vertaaldagen ‘Verzinnen wat er staat’. Dat was een opzettelijk prikkelende noemer. Maar in de praktijk blijkt telkens weer dat het in feite vaak neerkomt op ‘verzinnigen wat er staat’. En dat is, als het goed is, de vrucht van een heldere, eensgezinde kijk op het werk, die tevoren is doorgesproken. Neem hier een week voor, ofwel vijf werkdagen. Dat is dan Fase 1.

Vervolgens hakken we het boek doormidden. Het telt 120.000 woorden, dus ieder krijgt 60.000 woorden te vertalen. Reken op gemiddeld 1500 woorden per dag. Dat is dan ieder veertig werkdagen. Het vertalen van de eerste versie kost in dit voorbeeld dus acht weken fulltime. Dit is Fase 2.

Daarna volgt Fase 3 en dat is het bekijken van elkaars werk.2 Dit komt er, als het goed is, op neer dat de vertalers elkaars werk tot op de grond toe proberen af te breken. Dit klinkt onheilspellend, en is soms voor de ontvanger van de correcties niet per definitie een feestje, maar het is een noodzakelijk kwaad. Elke zin van de toegezonden vertaling wordt met de brontekst vergeleken. Correcties worden voorgesteld, suggesties worden gedaan, fouten worden verbeterd. Een frisse, onbevooroordeelde corrector (je vertaalpartner) haalt er toch altijd weer heel veel uit waar je zelf een blinde vlek voor bleek te hebben. Voor Fase 3, het bekijken van elkaars werk, heb je bij een boek van gemiddelde moeilijkheidsgraad, waarbij ieder 60.000 vertaalde woorden van de ander moet bekijken, ongeveer twintig werkdagen nodig. Ongeveer de helft dus van de tijd die voor het vertalen ervan nodig is geweest. We rekenen op vier weken. Dat was Fase 3.

Fase 4 is het uitwisselen van de wederzijdse correcties. Beide vertalers bekijken deze, en registeren wat de ander aan fouten heeft gevonden en aan suggesties heeft gedaan. Enkele aperte fouten vind je natuurlijk zelfs bij een ervaren vertaler altijd wel, maar negentig procent van de verbeteringen zal toch, als het goed is, van cosmetische aard blijken. Dat wil zeggen: zinnen zijn mooier gemaakt, of lopen in de geopperde versie soepeler, en er zijn op allerlei plaatsen passender synoniemen gevonden. Het aardige is dat je juist door de vertaling van de ander als basis te nemen op iets beters kunt komen dat in dezelfde lijn ligt. Dat gaat vreemd genoeg gemakkelijker dan wanneer je je eigen vertaling nog eens doorloopt. Dan beland je vaak onbewust toch weer in hetzelfde spoor.

Maar in sommige gevallen zal de duo-vertaler ook merken dat door de compagnon de vinger op een zere plek is gelegd, zonder dat die zelf meteen een elegante oplossing voor het probleem paraat heeft. Dan kan het gaan om de vraag wat er precies staat in de brontekst, wat er mogelijk geïmpliceerd wordt, of de brontekst wel helemaal zuiver op de grammaticale graat is enzovoort.

Eigenlijk zou een persklaarmaker bij een uitgeverij dit moeten doen, en die let ook wel goed op het Nederlands, maar een groot voordeel van de kritische blik van de medevertaler ten opzichte van de persklaarmaker is dat de vertaler de brontaal doorgaans beter beheerst en dus ook echt de vertaling kan controleren, en niet alleen het Nederlands. De persklaarmaker (uiteindelijk ook beslist niet te versmaden) komt in een later stadium natuurlijk sowieso nog aan de beurt.3 Naast het verbeteren van duidelijke fouten en het aanbrengen van allerlei cosmetische verbeteringen, komt er bij het bekijken van het werk van de ander altijd nog een derde soort opmerkingen bovendrijven. Dat zijn de dingen waar je het omineuze woordje: bespreken! bij zou kunnen zetten. Voor het bekijken van het commentaar op de 60.000 vertaalde woorden rekenen we twee werkdagen. Fase 4 vergt dus 0,4 week.

Nu komt de al met al leukste fase: Fase 5. Daarin gaan de duo-vertalers bij elkaar zitten en lopen ze alle knelpunten en bespreekpunten langs. Dat gaat dan om de dingen die in Fase 4 zijn aangegeven als bespreekgevallen en om de suggesties van de collega die de oorspronkelijke vertaler van dat deel liever niet wenst over te nemen. De discussies die hieruit voortvloeien duren voor een tekst van 120.000 woorden al gauw acht sessies ofwel acht werkdagen. Dan werk je per zitting iets van 15.000 woorden ofwel 50 boekbladzijden door. Dat is veel, maar het kan wel. Als er wordt uitgelopen op het schema, is het bijna altijd in deze fase.

Tijdens de discussies kom je ook altijd achter enkele zaken die je ook samen niet kunt oplossen. Dat wil zeggen: dingen die je niet zeker weet, en waarvoor extra speurwerk moet worden gedaan, of waar mensen voor moeten worden geraadpleegd. Bij dit soort speurwerk moet je denken aan bijvoorbeeld dichtregels of liedjes die al eens vertaald zijn en die je moet opzoeken, of titels, of allerlei detailkennis, of heel specifiek jargon. Dan ga je bellen met bijvoorbeeld een wapenhandelaar over bepaalde vuurwapens uit de Amerikaanse Burgeroorlog, of met een cipier. (“Hoe zeggen jullie dat daar in de bajes nou precies?”). Die mensen vinden dat trouwens vrijwel altijd ontzettend leuk, en je krijgt ze soms niet meer stil als ze eenmaal zijn begonnen met hun uitleg. Dit soort naspeuringen is te beschouwen als huiswerk en wordt verdeeld over de vertalers.

Naast een lijstje met ‘nazoeken’ en ‘navragen’ zal in Fase 5, de bespreekfase, ook altijd een lijstje ontstaan met dingen in de tekst die het duo ondanks alle dappere beschouwingen niet helemaal snapt, of over de betekenis waarvan de twee het niet eens kunnen worden. Dat leidt tot een aantal vragen voor de auteur.4 Die reageert, uiteraard mits nog in leven en compos mentis, meestal heel behulpzaam en begripvol. De verdenking is zelfs gerechtvaardigd dat auteurs het prettig vinden erbij te worden betrokken, omdat ze voor de buitenlandse edities nu eenmaal overgeleverd zijn aan hun vertalers en ze op geen enkele manier kunnen controleren of de Noorse, Portugese of Japanse vertaling van hun werk een beetje deugt. Uit de vragen die aan hen gesteld worden zal dan hopelijk blijken dat de vertalers zorgvuldig te werk gaan en hart voor het boek hebben. Fase 5 vergt in ons voorbeeld 1,6 week.

Tot slot komt Fase 6, waarin ieder het bovengenoemde huiswerk doet, de auteur een lijstje met vragen krijgt en ieder voor het eigen deel van de tekst de correcties van de compagnon invoert, plus alle formuleringen waarover het duo het tijdens de onderlinge bespreking eens is geworden. Dat vergt tien werkdagen, ofwel twee weken. Daarna kan de tekst ingeleverd worden bij de opdrachtgever.

We kunnen de optelsom nu gaan maken.

Fase 1 (lezen en vooroverleg):          1 week
Fase 2: (vertalen):                               8 weken
Fase 3: (wederzijds corrigeren):       4 weken
Fase 4: (bekijken voorstellen):          0,4 week
Fase 5: (besprekingen):                      1,6 week
Fase 6: (doorvoeren wijzigingen):    2 weken

In totaal komen we op 17 weken fulltime, ofwel een kleine vier maanden. Dat is dan een redelijk krap schema. Er moet niets tussen komen. Op de kalender beslaan die 17 weken wellicht meer dan vier maanden, want van literair vertalen alleen kun je niet altijd leven, dus menigeen doet er ook andere dingen bij.

Als je het boek alleen zou vertalen, in hetzelfde tempo van 1500 woorden per dag, zou je voor 120.000 woorden 80 werkdagen nodig hebben, ofwel 16 werkweken. Maar je wilt ook dan het boek van tevoren lezen, al hoef je er niet over te overleggen om een strategie te bepalen en afspraken te maken. En je moet misschien ook de auteur aanschrijven of externe bronnen raadplegen. Dus tel er maar rustig een week bij op. En dan kom je ook uit op 17 weken.

Het bovenstaande is geen verplichte blauwdruk voor de werkmethode van een vertalersduo. Elk koppel zal er een eigen invulling aan geven. Sommige duo’s hebben bijvoorbeeld de gewoonte elkaar de gehele tekst hardop voor te lezen, wat zeker een toegevoegde waarde kan hebben, maar ook weer tijd kost.

Er zijn een aantal duidelijke voordelen van duo-vertalen te onderscheiden:

  1. Je hebt een groter fonds aan kennis. Twee weten meer dan één.
  2. Je hebt een vangnet. Iemand kijkt naar je werk en haalt er dingen uit die je er zelf niet uitgehaald zou hebben. Iedereen heeft blinde vlekken.
  3. Compensatie van je zwakkere kanten. Als het goed is, vul je elkaar aan.
  4. Gezelligheid. Vertalen is in principe een eenzame bezigheid. Het spreken over je werk met iemand die met dezelfde kwesties worstelt is heel prettig.

Er kleven ook onmiskenbare nadelen aan duo-vertalen:

  1. Financiële.5 Je moet alle inkomsten delen, want het honorarium voor een vertaling wordt per woord berekend, en het aantal woorden van de brontekst staat vast, of je die nu alleen of met zijn tweeën vertaalt. Ook projectsubsidies van het Nederlands Letterenfonds en projectbeurzen van Literatuur Vlaanderen worden op basis van het aantal woorden berekend en moeten worden gedeeld.
  2. Mogelijke stijlbreuk. Elke vertaler heeft particuliere voorkeuren die vanzelfsprekend en ongemerkt in de vertaling terechtkomen. Het eindresultaat moet echter wel een eenheid zijn.
  3. Afhankelijkheid van de ander. Als een van beide partners ziek wordt of om een andere reden in gebreke blijft, is het halen van de deadline in gevaar. Je zou kunnen zeggen dat het risico dat er iets misgaat bij twee vertalers dubbel zo groot is, maar je zou ook kunnen zeggen dat de vertaalpartner in geval van nood kan bijspringen.

Bovengenoemde voor- en nadelen zijn algemeen. Voor een succesvolle samenwerking moet echter ook nog aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De eerste en misschien wel belangrijkste daarvan is dat je eenzelfde taalgevoel moet hebben. Als je merkt dat je niet dezelfde inschatting hebt van bijvoorbeeld het register van een woord, of de gebruiksfrequentie, of de gevoelswaarde, dan zul je niet gemakkelijk tot overeenstemming komen. De tweede is dat je tegen kritiek moet kunnen. De partner moet de volledige vrijheid hebben om jouw werk te becommentariëren en bekritiseren. Anders werkt het niet. De derde is dat je te allen tijde het belang van het eindresultaat groter moet vinden dan je eigen belang. De vierde is dat je afspraken moet nakomen. De ander moet van je op aan kunnen en wordt anders gedupeerd.

Ten slotte dit: de duo-vertaling is een product waar je beiden volledig achter moet staan. Eigenlijk moet je net zo lang doorgaan tot je het eens bent. Als je namelijk niet volledig achter het eindproduct staat, houd je er een onbevredigend gevoel aan over. Wederzijds compenseren in de geest van ‘ach, de vorige keer heb ik mijn zin gekregen, nu ben jij aan de beurt’ is uit den boze. Als je erin slaagt geheel of grotendeels aan deze voorwaarden te voldoen, heeft een duovertaling beslist meerwaarde en mag je zelfs de droom koesteren dat je samen een betere vertaling hebt opgeleverd dan je ieder afzonderlijk zou hebben gedaan. En daar gaat het uiteindelijk om.

Tot slot volgen hier enkele namen van duo-vertalers: Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes (J. Joyce 2016), Yond Boeke en Patty Krone (Cognetti 2017), Harm Damsma en Niek Miedema (Saunders 2017), Iannis Goerlandt en Daniël Rovers (Foster Wallace 2013), Edith Koenders en Paula Stevens (Harstad 2017) en Karina van Santen en Martine Vosmaer (Blas de Roblès 2011).

Bibliografie

Blas de Roblès, Jean-Marie. Middernachtsberg. Vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer. Amsterdam: Ailantus, 2011.

Cognetti, Paolo. De acht bergen. Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. Amsterdam: De Bezige Bij, 2017.

Harstad, Johan. Max, Mischa en het Tet-offensief. Vertaald door Edith Koenders en Paula Stevens. Amsterdam: Podium, 2017.

Joyce, James. Dublinezen. Vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes. Amsterdam: Athenaeum, 2016.

Saunders, George. Lincoln in de bardo. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Amsterdam: De Geus, 2017.

Wallace, David Foster. De bleke koning. Vertaald door Iannis Goerlandt en Daniël Rovers. Amsterdam: Meulenhoff, 2013.

Noten

[1]      Zie ook hoofdstuk 2.2.
[2]      Zie ook hoofdstuk 4.1.
[3]      Zie ook hoofdstuk 4.1.
[4]      Zie ook hoofdstukken 1.5, 1.6 en 4.1.
[5]      Zie hoofdstuk 1.1.

Inhoudstafel

Voorwoord bij de tweede editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Woord vooraf bij de eerste editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Deel I – Het werk in goede banen

1.1.    Literair vertaler word je, woord na woord … – Carlo Van Baelen

1.2.    Zichtbaarheid van literair vertalers – Gys-Walt van Egdom en Christophe Declercq

1.3.    Basiskennis en -vaardigheden – Chris Van de Poel

1.4.    Naslag – Chris Van de Poel

1.5.    Hoe bronteksten lezen? – Philippe Noble

1.6.    Relatie tussen auteur en vertaler – Nicolette Hoekmeijer

1.7.    Vertolking 2.0 – Over het opnieuw vertalen van klassiekers – Barber van de Pol

1.8.    Duovertalen – Niek Miedema & Harm Damsma

Deel II – Belangrijke begrippen

2.1.    Equivalentie in de vertaalpraktijk en de vertaalstudie – Henri Bloemen

2.2.    Verre culturen en het vertalen van realia – Luk Van Haute

2.3.    Vertaalprocedés – Stella Linn

2.4.    Vertaling en stijl – Cees Koster

2.5.    Creatief vertalen – Harm Damsma

2.6.    De vertaling van meerstemmigheid en meertaligheid – Désirée Schyns

2.7.    Humor – Jeroen Vandaele

2.8.    Vertalen als intertekstuele praktijk – Paul Claes

2.9.    Technologie voor literair vertalers – Gys-Walt van Egdom

Deel III – Een focus op genres

3.1.    Het vertalen van narratief proza – Franco Paris

3.2.    De regels voorbij: het vertalen van poëzie – Onno Kosters

3.3.    Enige hardop uitgesproken gedachten over het vertalen van theater – Erik Bindervoet

3.4.    Denken in veelvoud: het vertalen van filosofische teksten – Jeanne Holierhoek

3.5.    Non-fictie vertalen – Jelle Noorman

3.6.    Vertalen van kinder- en jeugdliteratuur – Goedele De Sterck

Deel IV – Na het vertalen

4.1.    (Zelf)revisie – Laura van Campenhout & Ine Willems

4.2.    Omgaan met promotie, prijzen en recensies – Janny Middelbeek-Oortgiesen

4.3.    De beoordeling van de vertaling – Fedde van Santen

Bijlage I – Lijst van geciteerde vertalingen

Bijlage II – Bioschetsen van de auteurs

Namenregister