Maar ik vertaal het écht allemaal zelf hoor!

Geplaatst op: 22 november 2018

Hoe de computer kan helpen, maar je ook voor de voeten kan lopen bij het vertalen.

Toen Peter mij vertelde over het centrale thema van vandaag, namelijk de mythes en de taboes van het literaire vertalen, en me vervolgens vroeg of ik dan misschien een verhaal wilde houden over het dicteren van vertalingen en mijn gebruik van vertaalsoftware, dacht ik aanvankelijk aan een technische uitleg zoals ik die elders ook al wel eens heb gegeven. Maar dat gaat echt niet in twintig minuten, en dat wil ik jullie vandaag ook niet aandoen. Eventueel wil ik wel een pagina met links naar de verschillende producten aanleveren die dan kan worden opgenomen op de site van het Vertalershuis.

Maar wacht eens even: de mythes en de taboes van het literaire vertalen? Wat heeft dit onderwerp daarmee te maken? Jullie moeten het me maar niet kwalijk nemen, maar het duurde even voor het kwartje viel.

Voordat ik een aantal jaar geleden boeken begon te vertalen, en definitief kon stoppen met de handleidingen, webpagina’s en productbeschrijvingen die ik daarvoor vertaalde, werkte ik in een wereld waarin vergaande ondersteuning door software de normaalste zaak van de wereld was. Die software hielp ons netjes, snel en uniform werk af te leveren. Niks mis mee dus, gewoon goed gereedschap voor het ambacht.

In het begin werd ik nog wel eens schaapachtig aangekeken wanneer ik in een gezelschap van boekvertalers vertelde dat ik een aantal van die gereedschappen uit mijn technische tijd nog steeds gebruik, nu ik boeken vertaal. Maar is het dat dan misschien? Ben ik daarom gevraagd? Persoonlijk beschouw ik het goed vertalen van een mooi boek óók als een ambacht, maar ik weet dat er mensen zijn die het een kunst vinden, en kunst is iets heiligs, nietwaar? Die moet oorspronkelijk zijn. Geen sprake van dat je het door een computer laat doen en er dan vervolgens je eigen naam onder zet! Zit daar dan het taboe? Ja, kennelijk.

Gelukkig gaat het vandaag ook over de mythes van het vak, want als er ergens veel mythes over de ronde doen, dan is het wel over het vermogen van de computer om je bij je werk te helpen of het zelfs van je over te nemen. ‘Maar ik vertaal het écht allemaal zelf, hoor!’ zei ik dan in het begin nog…

Die behoefte om mijn aanpak te rechtvaardigen, raakte ik kwijt toen een wat oudere collega me een anekdote vertelde uit het begin van haar carrière. Toen ze een vertaling had gemaakt met een tekstverwerker, die had uitgeprint, en hem vervolgens op papier ging inleveren bij de uitgever, zoals verzocht, kreeg ze de vraag: ‘Goh, is dat nou handig, zo’n computer?’ Jullie begrijpen hopelijk waar ik heen wil: Niet alle vernieuwing is slecht, maar soms duurt het even voordat iedereen dat begrijpt en accepteert. Vaak gaat het alleen maar om een handiger stuk gereedschap. We gebruiken immers allemaal de spellingcontrole, al was het maar om zeker te weten dat we niets over het hoofd zien. En dat is het precies: de moderne gereedschappen waar ik vandaag over wil vertellen, helpen je om netter te werken. En sneller. Jawel, flink sneller zelfs. Maar daar kom ik nog op terug.

Eerst maar eens een misverstand wegnemen: ik heb het hier dus niet over zoiets als Google Translate, Bing of Bablefish. Die behoren tot het genre van de zogenaamde ‘Machine Translation’, dat uiteindelijk bedoeld is om ons overbodig te maken. Naar het zich laat aanzien, haalt mijn generatie vertalers zijn pensioen nog wel zonder omscholing. De ontwikkeling van de Machine Translation staat eigenlijk nog altijd in de kinderschoenen en het schiet maar niet op. Dat was natuurlijk ook wel te verwachten, aangezien we het er zelfs niet over eens kunnen worden hoe de menselijke taalvermogens in elkaar zitten, laat staan dat we ze dan kunnen simuleren.

Er blijken echter wel collega’s te zijn die eerst een grove vertaling laten maken door Google Translate, want dat zou later werk schelen. Persoonlijk zou ik dat nooit durven, want het gevaar bestaat dat je een betere of fraaiere oplossing niet meer ziet. Vergeet niet dat onze hersenen liever lui dan moe zijn, en het risico bestaat dus dat er automatische vertalingen blijven staan waar veel betere, menselijke, hadden gepast. Ook als een vertalen geen kunst is, maar ambacht, blijft esthetica een rol spelen.

Machine Translation is dus niks. Maar dan is er nog het verschijnsel dat de techneuten onder jullie wellicht zullen herkennen: de zogenaamde Computer Aided Translation. Daarbij gaat het om een stuk software de zogenaamde CAT-software, die het vertaalproces helpt stroomlijnen door herhalingen en bijna-herhalingen slechts één keer te laten vertalen. Ik zal jullie, zoals beloofd, niet te veel met de technische details vermoeien, maar neem van mij aan dat het erg handig is voor handleidingen, kookboeken en reisgidsen.

Maar de meeste fictie en non-fictieboeken bevatten helemaal geen herhalingen, dus wat hebben we er dan aan?

Zo’n programma werkt door de digitale brontekst bij de vertaling te houden, zin voor zin. Je moet dus wel van de uitgever een word-bestand of desnoods een pdf weten te bemachtigen van de te vertalen tekst, maar mij is dat altijd nog gelukt. Maar deze manier van bron en vertaling bewaren heeft belangrijke andere voordelen:

  • nu vergeet je nooit meer stukken van de tekst te vertalen, want daar herinnert de software je wel aan.
  • tegenlezen wordt een stuk gemakkelijker, omdat bron en vertaling zin voor zin naast elkaar kunnen worden afgebeeld.
  • nu kun je heel snel terugvinden hoe je een bepaalde term eerder vertaalde, en je kunt dat ook even snel in de hele tekst weer veranderen als dat nodig is.

En als je aan een tekst werkt die nog niet helemaal de definitieve versie is, omdat origineel en vertaling straks tegelijk gaan uitkomen, zijn die wijzigingen waar een auteur op het allerlaatst mee, komt niet langer probleem, want de software komt ze heel snel op het spoor.

Persoonlijk vertaal ik overigens nogal eens boeken waarin uitgebreid Bijbelcitaten voorkomen die vervolgens nog vaak herhaald worden. Toch nog herhalingen!

Dit soort programma’s is daarnaast uitgerust met allerlei mooie extra’s voor de zogenaamde Quality Assurance, zoals dat in het jargon heeft. Naast een spellingcontrole en een grammaticacontrole, is bijvoorbeeld ook een controle op dubbele spaties en getallen: Heb ik dat jaartal eigenlijk wel goed overgenomen? Heb ik van 1816 per ongeluk 1916 gemaakt? Zo kun je dus netter en daardoor iets sneller werken.

Maar levert dit geen problemen op met de uitgever?

Nee, er komt in alle gevallen een gewoon Word-document uit! Maar als je het moet ‘verkopen’ (bijv. omdat je digitale brontekst wilt), kun je erop wijzen dat de afgeleverde tekst schoner zal zijn (een van de standaard opmerkingen die ik inmiddels krijg wanneer mijn werk inlever) en dat je eventueel kunt werken in het reeds opgemaakte bestand van de uitgever. Dat is bijvoorbeeld handig bij reisgidsen en E-books. Dit soort software heeft er geen enkele moeite mee, beschermt de opmaakcodes en valt je er als vertaler niet mee lastig.

Het kan echter nog sneller. We gebruiken meestal niet de snelste invoermethode. Ga maar na: Hoe snel je ook typt, spreken is altijd nog sneller dan typen. Onder de grote schrijvers van de literatuurgeschiedenis waren er heel wat die hun werk dicteerden, gewoon omdat de secretaris of de secretaresse sneller en netter werkte dan de schrijver zelf. Er is minstens nog één gewaardeerde collega die in de gelukkige omstandigheid verkeert dat hij aan een typiste kan dicteren.

Tegenwoordig kun je ook aan de computer dicteren. Hoewel die qua accuratesse nog niet te vergelijken is met een fatsoenlijke Schoevers geschoolde, is hij wel twee tot drie keer zo snel.

Ik weet dat er onder jullie inmiddels al veel mensen zijn die soms van dit soort hulpmiddelen gebruikmaken omdat ze worden geplaagd door RSI-klachten. Daar is het natuurlijk ook een uitstekende oplossing voor, hoewel je er ook wel eens schor van zou kunnen worden…

Het vraagt enige aanpassing:

  • Hardop mopperen tegen de computer is er niet meer bij, want dat verschijnt op het scherm (hoewel het scheldwoordenvocabulaire in het begin nog tamelijk beperkt is)
  • De computer moet even aan je stem wennen, maar weet na één dagdeel oefenen al genoeg om er mee te kunnen werken.
  • Voortaan moet een zin of een zinsdeel eerst in het hoofd worden gecomponeerd alvorens het wordt ‘ingevoerd’, oftewel uitgesproken. Punten en komma’s moeten daarbij hardop worden gezegd. Daar ben je snel aan gewend.

Typfouten zijn verleden tijd, maar voortaan zijn er wel verstaansfouten waar je op moet letten. Die treden op bij:

  • Verkoudheid,
  • een iets te gezellig feestje de avond van te voren,
  • of – zo heb ik zelf helaas ontdekt – een boek dat je niet voldoende interesseert

… dat kan allemaal leiden tot verstaansfouten.

Het spreektempo kan een probleem vormen, maar precies andersom dan je misschien verwacht: je bent eerder te langzaam dan te snel. Als je te veel aarzelt, raakt de grammaticamodule in de war, en kunnen er bijvoorbeeld d-t-fouten optreden. Over taboes gesproken. Het tempo waarin je moet dicteren is het tempo waarin ik nu spreek.

Dus:

Zeg niet: ‘kheb je d’rnet nog gezien!’

Maar zeg: ‘Ik heb je daarnet nog gezien uitroepteken.’

Maar dat went, heus!

In de afgelopen jaren ben ik tot de ontdekking gekomen dat bijvoorbeeld de filosofie- en de geschiedenisboeken die ik graag vertaal, te veel van mijn denkkracht vragen om veel sneller tekst te componeren dan ik toch al kan typen. Dicteren is dan overbodig of zelfs wat onhandig, bijvoorbeeld voor mijn huisgenoot die zichzelf ook graag wil kunnen horen denken.

Maar bij een aantal meer journalistieke en populair wetenschappelijke boeken kon ik enorm veel sneller werken. 5000- tot 6000 woorden op een dag zijn dan geen uitzondering, en de tijd die je bij het nakijken bespaart vanwege het ontbreken van typfouten, compenseert ruimschoots voor de verstaansfouten, zeker omdat ik in mijn aanpak dus bron en vertaling naast elkaar zie op mijn scherm. Aangezien het modelcontract helaas nog geen standaardcontract is, als jullie begrijpen wat ik bedoel, is het best fijn om op een dag wat meer van die minder betaalde woorden te kunnen doen, of niet? En nu we het daar toch over hebben, over het geld: kost dat nou veel, al die software? Goede software voor spraakherkenning (en je kunt daarbij kiezen uit welgeteld één merk…) is er al voor 100 euro. Koop er voor een vergelijkbaar bedrag een hele goede microfoon bij, en je haalt het er in één dag weer uit.

Vertaalsoftware voor de Computer Aided Translation is er in allerlei prijsklassen, van gratis tot rond de 1000 euro. Mijn eigen favoriete merk kost ongeveer 600 euro (en is uiteraard het beste), maar neem anders eens een paar opdrachten voor een vertaalbureau aan, en je hebt het er zo uit.

Al dit moois draait uitstekend op de gemiddelde Windows 7 of 8 computer. Voor de appelaars onder ons: Ik weet niet of Siri inmiddels dictaat opneemt? Als ze dat doet, doet ze het vast heel goed. Maar vertaalsoftware is er niet of nauwelijks voor de Apple, helaas…

Tast dit alles nu de artistieke integriteit van de vertaler aan? Volgens mij niet. Alle fraaie vondsten zijn nog steeds je eigen vondsten, en alle stomme fouten zijn je eigen stomme fouten. Alleen kom je die laatste wel sneller op het spoor, en wat is daar nu zo erg aan?

En let wel: 

Dat deze middelen je in staat stellen om sneller te werken, betekent bovendien nog niet dat je ook sneller moet werken.

Het staat je volstrekt vrij om nog steeds 1000 woorden op een dag te doen en er voor mij part honderd keer opnieuw doorheen te gaan. Het wordt alleen allemaal net iets handiger.

Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat er ook nadelen aan deze aanpak zitten. Zoals gezegd gebruik ik de dicteermogelijkheden steeds minder naarmate ik vaker die boeken te vertalen krijg die ik het liefst doe.

Ik laat me dus niet dwingen tot sneller werken, maar als een boek eens wat minder complex is en gewoon moet worden vertaald omdat er brood op tafel moet, dan kan ik wel sneller werken.

We laten ons als mens nogal makkelijk inpakken door de techniek, dat is waar. Er staan gelukkig op dit moment verschillende schijnwerpers recht in mijn ogen te schijnen, zodat ik niet kan zien hoeveel van u er inmiddels al verveeld op hun mobiele telefoon hebben zitten kijken.

Die dingen dwingen. En dat zou al die software ook kunnen doen. Maar we zijn volwassen mensen, dat hoeven we ons niet te laten overkomen.

Ik rond af: Worden we op de korte termijn bedreigd door de computer?

Zolang de kunstmatige intelligentie nog niet in staat is tot de fraaie en bij tijd en wijle o zo onlogische gedachtesprongen die het menselijk taalvermogen eigen zijn, en zo lang hij nog geen emoties kan simuleren, niet.

Is mijn aanpak onvermijdelijk de toekomst van het vak, en moeten we er vroeger of later allemaal aan geloven?

Welnee. Als je zeker weet dat je in de vierhonderd pagina’s van een vertaling nooit ook maar één spel- of typefout maakt, hoef je de spellingcontrole immers ook niet te gebruiken…

Maar handig is het wel. Het maakt mij zekerder van mijn werk. En het levert me volgens mij ook extra werk op! Inmiddels ben ik al herhaaldelijk gevraagd om forse gaten te vullen die er in eerder samengestelde vertalersteams vielen. Of om het tempo zo te helpen opvoeren, dat de te krappe deadline bij nader inzien toch nog kan worden gehaald. Leuke projecten bovendien, geen flutboekjes. Kortom: een eventueel taboe rond het gebruik van dit soort hulpmiddelen vind ik misplaatst, en eventuele mythes hoop ik vandaag te hebben ontkracht.

Doe er je voordeel mee. Dat doe ik in elk geval al wel!

 

Huub Stegeman

12 december 2014, Amsterdam

Literaire Vertaaldagen