Tijd in vertaling

Geplaatst op: 05 juli 2023

In de inleiding bij het dossier Narratologie kwamen de presentatie, organisatie en manipulatie van tijd in verhalen al kort aan de orde. In dit artikel gaat Elies Smeyers dieper in op verschillende aspecten van tijd in vertaling, van botsende tijdgeesten en verouderd taalgebruik tot de afwijkende beschikbaarheid van bepaalde werkwoordtijden in verschillende talen en het effect van zinsbouw op onze beleving van tijd.

Tijd in vertaling

Onze eigen plaats in de tijd
Wanneer je als vertaler nadenkt over tijd in vertaling is het in de eerste plaats van belang om je bewust te zijn van je eigen plaats in de tijd. Zoals een tekst uit een andere, verafgelegen cultuur vertalen bepaalde moeilijkheden oplevert door de ruimtelijke en culturele afstand, kan het vertalen van een tekst die zich niet alleen afspeelt in een andere tijd, maar er ook in geschreven en verschenen is, heel wat moeilijkheden opleveren die aan de temporele afstand te wijten zijn. Want ook het verleden is een ander, vreemd land.

Hoe ga je daarmee als vertaler aan de slag? Wat te doen met woorden die we niet meer over onze moderne lippen krijgen of ideeën die we tegenwoordig onacceptabel vinden, maar die wel veelvuldig in de originele tekst aan bod komen en inherent deel uitmaken van de toenmalige tijdsgeest?

Ook niet-ideologisch getinte taal kan voor vertaalmoeilijkheden zorgen wanneer er een grote temporele afstand is. Moet Homeros per definitie hoogdravend of zelfs archaïsch klinken om van een correcte of gepaste vertaling te spreken? In menige Griekse les is dat nog steeds eerder de regel dan de uitzondering. En waarom vloeken personages in de vertalingen van oudere klassiekers bijna altijd zo ongeloofwaardig en stuntelig, alsof ze het “benepen taaleigen” (Henkes) van de jaren vijftig nog niet ontgroeid zijn?

Daar komt nog bij dat vertalingen vaak minder tijdsbestendig blijken dan originele teksten. Al meer dan eens werd vastgesteld dat vertalingen sneller dan originele werken verouderen en bijgevolg om hervertalingen vragen. Het hanteren van een hedendaagse stijl kan de tekst toegankelijker en verteerbaarder maken voor de contemporaine lezer, maar brengt op langere termijn niet noodzakelijk soelaas en kan in bepaalde gevallen het verouderingsproces zelfs versnellen, zoals Guy Rooryck schrijft over een ‘hedendaagse’ vertaling van een Balzacroman: “Hoe meer de vertaler het product versmelt in de oven van zijn eigentijdse normen en maatstaven, hoe sneller de tand des tijds de vertaling zal aantasten” (52).

Tijd in de vertaling
Vanuit narratologisch standpunt gaat het natuurlijk in de eerste plaats om de tijdsbeleving in een vertelling: verloopt die lineair of wordt er gespeeld met flashbacks en flashforwards? Als vertaler is het belangrijk om met dergelijke temporele opeenvolgingen rekening te houden: niet alleen omdat ze het tijdsbesef binnen de vertelling regelen en essentieel kunnen zijn voor de ontwikkeling van de plot, maar ook omdat ze gebruikt kunnen worden om bijvoorbeeld een gevoel van chaos en verwarring of juist orde en structuur te creëren.

Bovendien blijkt chronologie in (sterk) verschillende talen soms op een heel andere manier te worden ervaren. Zo blijken talen die traditioneel van rechts naar links worden geschreven of van boven naar onder – zoals respectievelijk het Hebreeuws en het Mandarijns-Chinees – door hun verschillende ruimtelijke schrijfwijze, ook een verschillend tijdsbesef te bewerkstelligen, waarbij een chronologische opeenvolging voor een spreker van het Hebreeuws eerder van rechts naar links gaat of voor een spreker van het Chinees van boven naar onder – terwijl we in het westen een tijdlijn doorgaans van links naar rechts zullen opstellen (zie Warren en Frankel). Als vertaler is het van belang om zich van dergelijke subtiliteiten bewust te zijn om de tijdservaring (indien die zich ook ruimtelijk manifesteert) correct weer te geven.

Tijdsbeleving
Het ritme en de opbouw van zinnen kunnen eveneens een belangrijke impact hebben op de manier waarop tijd in een tekst wordt ervaren. Een opeenvolging van korte, staccato zinnen, kan een gejaagd en geagiteerd effect sorteren en/of het idee creëren dat evenementen elkaar in een ijltempo opvolgen. In een boek als Une mère éphémère (2022) van Emma Marsantes zien we bijvoorbeeld dat er voortdurend korte zinnen/zinsdelen, soms maar met één woord, worden gebruikt door de verteller om haar trauma onder woorden te brengen en als het ware schrijvend vorm te geven aan haar pijnlijke, incomplete en verwarrende herinneringen, door telkens kleine preciseringen of herformuleringen toe te voegen. Tegelijk zien we in onderstaande passage ook de agitatie en snelle opeenvolging van impressies en gevoelens die de personages ervaren. De vertaalster, Katelijne De Vuyst, toont zich goed bewust van het belang om die snel opeenvolgende, nerveuze, bijna gescandeerde (“Emma”) zinnen te behouden en evenaren, aangezien ze essentieel zijn om de getraumatiseerde beleving, de paniek, angst en afschuw van het hoofdpersonage weer te geven.

Het grootzeil is nog slechts een nietig driehoekje, we zeilen op scherp, slingerend van boven naar onder, van rechts naar links, we zien haast niets meer, behalve wanneer een bliksemflits valt, als een breekmes de duisternis doorsnijdt en daar de cymbaalslag van de donder laat neerstorten. Oliejekkers. Harnassen. Geloei. Elektrische geur. Mijn moeder, mijn broer en ik tegen elkaar gedrukt, vastgebonden, gegeseld, geterroriseerd door de lugubere scherts, onze ogen en mond verbrand, bedekt met zout, rillend, spugend, huilend, brakend, stikkend, alleen, omringd door schimmen, afdrijvend, gebroken, terwijl we vader smeken rechtsomkeer te maken. Hij door het dolle heen, vastberaden om zich met geweld een weg te banen door de lege, zwarte horizon, uitzinnig, extatisch, genietend van het feit dat hij ons nergens naartoe heeft gebracht, tussen twee landstreken, in de volslagen eenzaamheid van de volle zee, uit het zicht van kusten, op een plek gemaskeerd door de verholen gapingen van het water, waar niemand op de hoogte is van onze aanwezigheid en waar niemand ons weer zou vinden als we schipbreuk leden. Vastgesmeed aan het roer houdt hij zijn denkbeeldige koers aan, gegeseld door de regen en gegeseld door de zee, dronken van het tumult van de vlagen en rollers, donderend en gelukkig.
Mijn vader speelt dat hij zijn gezin vermoordt. (73)1

Lange, meanderende zinnen kunnen daarentegen een vertragend effect hebben en het gevoel scheppen dat de tijd van de vertelling stilstaat. In een boek zoals Die Ringe des Saturn (1995) van W. G. Sebald voeren dergelijke zinnen je mee in de eindeloze gedachtestromen van de verteller die letterlijk, al wandelend, onderweg is, maar steeds afdwaalt en lange omwegen maakt in zijn gedachten. Zulke zinnen inkorten of opsplitsen heeft een groter effect op de tekst dan enkel een eventuele toename van leesgemak; het verandert en vervormt de cadans van de hele vertelling. En dat is zonder meer onwenselijk. Daarom moet de vertaler zich te allen tijde bewust zijn van de manier waarop de stijl en het ritme van de tekst een bepalende impact kunnen hebben op de tijdsbeleving – die op haar beurt ook weer een invloed heeft op de sfeerbepaling binnen het verhaal.

Werkwoordstijden
De meest voor de hand liggende manier om tijd uit te drukken is in het Nederlands – en in vele andere talen – het gebruik van verschillende grammaticale werkwoordsvormen. Maar niet in elke taal functioneren die werkwoordsvormen hetzelfde. Opnieuw iets waarvan de vertaler zich bewust moet zijn. Hoe verder taalfamilies van elkaar verwijderd zijn, hoe groter vaak ook de verschillen in de werking van grammaticale mechanismen zoals werkwoordstijden.

Ook tussen talen uit verwante, bijvoorbeeld Indo-Europese taalfamilies, kunnen echter verschillen optreden in de manier waarop werkwoordstijden worden aangewend. In het Frans heb je zo bijvoorbeeld de passé simple, een vorm van de verleden tijd die nog naast de imparfait en de passé composé bestaat en waarvoor geen één-op-één equivalent in het Nederlands bestaat. We vertalen de passé simple doorgaans met een onvoltooid verleden tijd (ovt). Het gebruik van de passé simple is in het Frans typisch voor literatuur en dan vooral voor romans.

Maar wat als de auteur beslist af te wijken van wat gangbaar is? Bijvoorbeeld Albert Camus die in zijn bekende roman L’Étranger de passé composé in plaats van de gangbare passé simple gebruikt. Niet alleen is dit gebruik van een andere verleden tijd een inbreuk op de conventies binnen de Franse literaire traditie, het heeft ook semantische implicaties voor de tekst zelf. Zo impliceert de verhalende passé simple een sterkere aaneenschakeling van wat er zich afspeelt, terwijl de passé composé meer het idee geeft van geïsoleerde gebeurtenissen, zonder duidelijke oorzaak-gevolg relaties, zonder coherentie – wat natuurlijk past binnen het in deze roman zo centrale idee van een absurde wereld. Bovendien wordt de passé composé ook vaak geassocieerd met een getuigenisachtige stijl en schept die een indruk van oraliteit en introspectie (zie o.a. Corre et al. 1). Camus’ gebruik van een afwijkende werkwoordstijd beïnvloedt met andere woorden meer dan alleen het tijdsverloop en tijdsbesef in de tekst, maar de betekenis van de tekst als geheel.

In het Nederlands – of in heel wat andere talen – blijkt het echter niet altijd even gemakkelijk om die passé composé te behouden. Zo zien we dat in de Nederlandse vertaling2 die in de studie The Expression of Tense, Aspect, Modality and Evidentiality in Albert Camus’s ‘L’Étranger’ and Its Translations (2020) werd onderzocht, van de 347 Franse passé composés die werden bekeken, er 304 door een ovt werden vertaald en slechts 39 door een voltooid tegenwoordige tijd (vtt) – terwijl die laatste tijd nochtans dichter bij de passé composé aansluit (Corre et al. 17)3. Een zin als “Il est sorti, est revenu, a disposé des chaises.” wordt in het Nederlands bijvoorbeeld “Hij ging naar buiten, kwam weer terug en zette stoelen neer.” Ook in het Engels wordt met een simple past tense vertaald, terwijl het Duits bijvoorbeeld wel een Perfekt behoudt (24). Zelfs al hebben het Engels en Nederlands ook een perfectumvorm, toch blijkt die dus niet altijd te kunnen worden gebruikt zonder in de vertaling té gemarkeerd over te komen.

De vertaler moet dus vaak heel wat afwegingen maken om ‘tijd in vertaling’ vorm te geven. Dat dit verder gaat dan op zoek gaan naar een (op het eerste gezicht) equivalente werkwoordstijd en dat de tijdsbeleving in een verhaal vaak veel bredere implicaties heeft voor de gehele sfeerschepping, komt uit bovenstaande voorbeelden hopelijk duidelijk naar boven.

 

Voetnoten
1 Het origineel leest als volgt: “La grand-voile réduite à un minuscule triangle, nous restons à la cape, bringuebalés de haut en bas, de droite à gauche, ne voyant quasiment plus rien, sauf quand un éclair de foudre jaillit, découpe au cutter la nuit, et laisse s’y engouffrer le coup de cymbale du tonnerre. Cirés. Harnais. Mugissements. Odeur électrique. Ma mère, mon frère et moi, serrés les uns contre les autres, attachés, fouettés, terrifiés par la plaisanterie macabre, les yeux et la bouche brûlés, couverts de sel, grelottant, crachant, pleurant, vomissant, suffocant, seuls, entourés d’ombres, dérivant, brisés, suppliant mon père de faire demi-tour. Lui exultant, arrimé à son idée de traverser de force l’horizon vide et noir, lui divaguant, extatique, jouissant de nous avoir conduits nulle part, entre deux terres, dans la solitude totale de la pleine mer, hors de vue des côtes, dans un lieu masqué par les replis invisibles de l’eau, là où nul ne sait que nous sommes, et là où nul ne nous retrouverait si nous faisions naufrage. Il tient son cap imaginaire, accroché à la barre, cinglé par la pluie et cinglé par la mer, ivre du vacarme en rafales et des déferlantes, tonitruant, heureux. Mon père joue à tuer sa famille” (78).

2 Er wordt in de genoemde studie niet gepreciseerd welke Nederlandse vertaling is onderzocht, die van Adriaan Morriën uit 1949 of de recentere van Peter Verstegen uit 2013.

3 Voor de overige 4 passé composés worden in de onderzochte Nederlandse vertaling nog andere tijden gebruikt.

Corre, Eric et al. The Expression of Tense, Aspect, Modality and Evidentiality in Albert Camus’s ‘L’Étranger’ and Its Translations. John Benjamins, 2020.

“Emma Marsantes. Een afwezige moeder”, Uitgeverij Vleugels, https://www.uitgeverijvleugels.nl/franse-reeks/419-emma-marsantes-een-afwezige-moeder. Geraadpleegd op 5 juli 2023.

Frankel, Miriam en Matt Warren. “What languages(s) do you speak?”. Are you thinking clearly? van Frankel en Warren. Hodder Studio, 2022.

Henkes, Robert-Jan. “Kutbolsjewieken”, Filter, https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2023/week-7-robbert-jan-henkes/. Geraadpleegd op 5 juli 2023.

Marsantes, Emma. Een afwezige moeder. Vertaald door Katelijne de Vuyst. Uitgeverij Vleugels, 2022.

Marsantes, Emma. Une mère éphémère. Verdier, 2022.

Rooryck, Guy. “Hoe snel veroudert een vertaling? Over de ‘pathetiek’ en ‘bombast’ van Balzac", Filter: tijdschrift over vertalen, vol. 9, nr. 4, 2002, pp. 46-52, https://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/2002/94/hoe-snel-veroudert-een-vertaling-46-52/. Geraadpleegd op 5 juli 2023.