Vertalen als intertekstuele praktijk

Geplaatst op: 21 februari 2024

Op deze pagina lees je hoofdstuk 2.8. uit Alles verandert altijd. Perspectieven op literair vertalen. In dit hoofdstuk reflecteert Paul Claes op de onderlinge relaties tussen (vertaalde) teksten.

Jede rechte Übersetzung ist Travestie.
Elke echte vertaling is travestie.
Ulrich von Wilamowitz-Moellendorff, “Was ist übersetzen ?” (1901)

Veel vertalers zien hun werk als een vorm van imitatie. Ze kopiëren slaafs de kenmerken van het origineel in de doeltekst. Meestal is het resultaat een stroeve weergave in een weinig idiomatische stijl. Beter is het de vertaling te beschouwen als een transformatie. Paradoxaal geeft die het effect van het origineel vaak beter weer dan een schoolse reproductie.

In mijn studie Echo’s echo’s (2011) laat ik zien hoe teksten ontstaan door hun relatie met andere teksten. Deze intertekstualiteit staat vanzelfsprekend ook centraal in de vertaalpraktijk: vertalen is het omvormen van een grondtekst in de ene taal tot een doeltekst in een andere taal. Hoe dat concreet verloopt illustreer ik hier met de titel van een leerdicht van de Romeinse dichter Ovidius: Ars amatoria (De kunst van de liefde).

Mijn benadering van de intertekstualiteit steunt op de semiotiek. De Amerikaanse filosoof Charles W. Morris onderscheidt drie domeinen in die discipline: syntaxis, semantiek en pragmatiek. De syntaxis behandelt de verhouding tussen de tekens onderling, de semantiek die tussen het teken en zijn betekenis, de pragmatiek die tussen het teken en zijn gebruikers.

Intertekstualiteit is het netwerk van relaties tussen teksten. Iedere tekst verwijst naar andere teksten. Teksten die bepaalde kenmerken met elkaar delen vormen genres. De meeste vertalingen worden uitdrukkelijk gemarkeerd als behorend tot het genre van de vertaalde teksten (‘vertaling uit het Latijn’, ‘vertaald door X’). Dat verschijnsel noemen we de generische of genre-intertekstualiteit.

De specifieke intertekstualiteit is de relatie tussen twee welomschreven teksten, een grondtekst (architekst) en een eindtekst (fenotekst). Iedere concrete vertaling is een vorm van specifieke intertekstualiteit: die tussen de brontekst en de doeltekst. Beide zijn geformuleerd in een andere code, normaliter een natuurlijke taal, maar bevatten toch ongeveer dezelfde informatie.

1.    Syntaxis van de vertaling

De semiotische syntaxis behandelt de relatie tussen tekens onderling, afgezien van hun betekenis en gebruik. Bij intertekstualiteit gaat het om de relatie tussen twee teksten: grond- en eindtekst. Hun relatie kunnen we beschrijven als een geheel van verschillen tegen een achtergrond van overeenkomst (het interteksteem).

In Vertaling en origineel (1984) denkt Kitty van Leuven-Zwart bij de verschillen vooral aan veranderingen in betekenis, maar natuurlijk spelen ook andere taalniveaus een rol: (typo)grafie, klank, woordplaatsing en zinsbouw. Op elk niveau kunnen we de omvang van het te vergelijken gedeelte bepalen, de overeenkomsten tussen grondtekst en vertaling nagaan en de verschillen als transformaties beschrijven. De vier mogelijke transformaties zijn toevoeging, weglating, vervanging en verplaatsing. Laten we dit illustreren met ons voorbeeld.

De weergave van de titel Ars amatoria als De kunst van de liefde is een vertalende vervanging, waarbij een codewisseling van Latijn naar Nederlands plaatsheeft. Welke informatie daarbij behouden blijft en welke niet, valt op diverse niveaus na te gaan.

Op grafisch niveau bevat de Latijnse titel slechts twee woorden en de Nederlandse liefst vijf. Een ‘woordelijker’ correspondentie biedt een titel als De liefdeskunst.

Op fonisch niveau bevat het Latijn vier a’s, waarvan twee aan het begin van het woord. Om de alliteratie te behouden kunnen we denken aan de vertaling Manieren van Minnen. Die archaïserende titel is meteen een reminiscentie aan een dertiende-eeuws traktaat van Beatrijs van Nazareth: Seven manieren van minne.

Op morfologisch-syntactisch niveau heeft het Latijn een constructie met een substantief en een adjectief, terwijl het Nederlands een substantief met een van-bepaling heeft. Het Latijn kent een dergelijke genitiefconstructie ook: een variant van de titel Ars amatoria is Ars amandi (Kunst van het beminnen). De vervanging van een genitief door een adjectief is een courante Latijnse stijlfiguur: de enallage. In het Nederlands bestaat deze syntactische wending ook, maar Amoureuze kunst lijkt een latinisme en Erotische kunst doet wellicht meer aan beeldende kunsten denken.

Op lexicaal-semantisch niveau heeft de term ‘ars’ een grotere extensie (omvang) dan de standaardvertaling ‘kunst’. Het Latijnse woord kan verwijzen naar een wetenschap, een kunde, een theorie, een vaardigheid, een bedrevenheid, een talent, een gewoonte, een vak, een middel, een techniek en zelfs een truc. Dat suggereert weergaven als Liefdeswenken en Liefde in theorie en praktijk.

Het woord ‘liefde’ is in onze tijd licht verouderd voor de buitenechtelijke relaties waarover de libertijn Ovidius zijn lezers onderhoudt. De titel Kunst der Vrijage van Jan Meihuizen was in 1941 een vondst, maar lijkt nu ietwat belegen. De kunst van het versieren doet meer denken aan kerstballen dan aan wat anders. Verleidingskunst is misschien een leukere weergave.

Ars amatoria is gevormd naar analogie met ars oratoria, of wat onze middeleeuwers ‘de const van rhetoriken’ noemden. ‘Ars’ betekent hier zoveel als ‘Handboek’ of ‘Handleiding’. Marietje d’Hane-Scheltema heeft het terecht over Lessen in liefde (2004). Moderner klinkt: Erotisch handboek of Kleine handleiding voor de verleider.

Citaattitels zijn een andere mogelijkheid: De taal der liefde (Gerard Reve), Alles wat u altijd wilde weten over seks (Woody Allen) of De versierkunstenaars (Jitse Schuurmans). Een onverwachte oplossing biedt een vreemde taal. Kama-Soetra betekent in het Indisch ‘Handboek voor de liefde’. Zouden we de Ars amatoria niet kordaat De Latijnse Kama-Soetra kunnen noemen?

Modieuze vertalingen verouderen het snelst, zodat de vertwijfelde vertaler zich afvraagt of de bekende titel niet beter onvertaald kan blijven Zo’n herhalende ‘vertaling’ bestaat voor klassieke werken als de Ilias, de Aeneis en de Divina Commedia. Qua ‘letterlijkheid’ is Ars amatoria ongetwijfeld de meest accurate weergave van Ars amatoria.

2.    Semantiek van de vertaling

In de semantiek van de vertaling gaan we op zoek naar de functie van de intertekstuele relatie. We kunnen twee hoofdfuncties onderscheiden: een constructieve en een destructieve. De constructieve functie benadert de grondtekst positief door hem zo goed en zo kwaad mogelijk te bewaren. De destructieve functie laat zich minder gelegen liggen aan de vorm en betekenis van de grondtekst.

Deze tweedeling is ook op vertalingen toepasbaar. Sommige versies hebben duidelijk een constructieve, conserverende functie, andere een destructieve, transformerende functie. James S Holmes (1976) noemt beide keuzen respectievelijk ‘conservering’ en ‘herschepping’. Conservering gaat samen met exotisering en historisering, dat wil zeggen met een ruimtelijke en tijdelijke toenadering tot de brontekst, de brontaal en de broncultuur. Herschepping gaat samen met naturalisering en modernisering, dat wil zeggen met een ruimtelijke en tijdelijke toenadering tot de doeltekst, de doeltaal en de doelcultuur. In de praktijk zien we soms een mix van conserverende en herscheppende trekken. Hoewel er heden een sterke neiging bestaat om conserverend en dus constructief te vertalen (denk maar aan de slogan ‘Men moet vertalen wat er staat’), zal geen enkele vertaler eraan denken een historische tekst, zoals de sonnetten van Shakespeare, in een historiserend, zeg maar zeventiende-eeuws Nederlands over te zetten.

De keuze voor een constructieve of destructieve benadering is sterk door tijdconventies bepaald. Het is boeiend om de metamorfosen van onze Ovidius-titel in de loop van de eeuwen na te gaan. De allereerste Nederlandse vertaling van de Ars amatoria dateert uit 1563. De titel luidt Die Conste der Minnen. Die vrij ‘woordelijke’ weergave is typisch voor de renaissance, waarin de oudheid als het alleenzaligmakende voorbeeld gold. Een lichte variatie biedt het volksboek uit 1622, met de titel Minne-Kunst. Die vertaling is minder slaafs, en gaat al in de richting van een adaptatie aan het taaleigen.

Wanneer Jacob Westerbaen in 1665 de Ars amatoria vrij bewerkt, doet hij dat onder de merkwaardige titel Avond-school voor Vrijers en Vrijsters. De dichter uit de Gouden Eeuw kent de didactische connotatie van de oorspronkelijke titel, maar denkt de Romeinse situatie om naar de eigen tijd. ‘Avond-school’ is een ondeugende verwijzing naar het tijdstip waarop vrijers meestal aan de slag gaan. Minder ver in zijn adaptatie gaat Abraham Valentijn in 1678 met zijn Vrij-konst, hoewel ook hij het conventionele ‘Minne’ inruilt voor het eigentijdse ‘vrijen’.

Het duurt nog eeuwen voor het werk opnieuw vertaald wordt. Dat hoeft ons niet te verbazen: voor het burgerfatsoen was de Ars amatoria een immoreel werk. Pas in 1941 verscheen de (weliswaar onvolledige) Kunst der vrijage van Jan Meihuizen. Zoals ik al zei, doet de vrijmoedige titel van toen vandaag ouderwets aan. In 1978 titelde Eddy de Laet zijn vertaling De minnekunst. De auteur liet zich daarvoor blijkens zijn inleiding inspireren door de oude vertaling. De conservatieve benadering ligt in de lijn van de archeologische wijze waarop classici sinds de negentiende eeuw met klassieke teksten omgaan. De destructieve, transformerende vertaalwijze van iemand als Ezra Pound blijft in ons taalgebied zeldzaam. We wachten nog steeds op de resoluut moderne vertaler die de Ovidiaanse richtlijnen tot tips voor Tinder transformeert onder de titel: Daten voor dummies.

3.    Pragmatiek van de vertaling

In de pragmatiek gaat het om de verhouding tussen een tekst en zijn gebruikers. Volgens de theorie van de taalhandelingen is iedere taaluiting een handeling die een bepaalde communicatiehouding vooropstelt. Bij gewoon taalgebruik nemen sprekers hun woorden voor eigen rekening: ze ‘staan voor wat ze zeggen’. Bij het vertalen is de situatie anders. Vertalen is immers een plaatsvervangende taalhandeling. Omdat de vreemde taal de communicatie tussen zender en ontvanger bemoeilijkt, is er een intermediair (een tolk of een vertaler) nodig die de boodschap in een voor de ontvanger begrijpelijker taal overbrengt.

De taalhandeling vertalen, of kortweg de vertaalhandeling, is vergelijkbaar met de taalhandeling citeren. Wie woorden citeert, maakt zich meester van andermans tekst. Deze ingreep gaat doorgaans gepaard met enig tekstritueel. Ofwel wordt de oorspronkelijke auteur uitdrukkelijk genoemd ofwel wordt door gebaar, toon, aanhalingstekens of andere indicatoren duidelijk gemaakt dat het om de uitspraak van iemand anders gaat.

Dezelfde omzichtigheid vinden we bij de vertaalhandeling. De vertaler moet aangeven te spreken of schrijven in de plaats van een ander. Bij een gedrukte vertaling hoort de oorspronkelijke auteur, titel en uitgever vermeld te worden. Wie dat verzuimt, wordt als plagiator beschouwd en is sinds de invoering van het auteursrecht strafbaar.

Onze ideologie beschouwt een tekst als een ‘eigendom’: zelfs als hij door transcodering van vorm veranderd is, behoort hij nog steeds aan zijn auteur toe. Enigszins in strijd daarmee wordt ook de (geautoriseerde) vertaling zelf door het auteursrecht beschermd. De jongste tijd gelden minder strikte regels. Het vertalend citeren van vreemde teksten is een gebruikelijk procedé in postmodernistische literatuur.

De vertaalhandeling kan vier verschillende functies krijgen, naargelang de grondtekst, zijn auteur, de oppervlaktetekst of de auteur centraal staat.

  1. De vertaalde tekst staat centraal bij de inhoudelijke functie. Een voorbeeld daarvan is het vertalen van een technische tekst, die geen ander dan een utilitair doel heeft.
  2. De auteur van de vertaalde tekst staat centraal bij de auctoriële functie. De autoriteit is dan haast belangrijker dan wat zij beweert. Een literaire variant is het huldigingscitaat. Zo vertaalt Hugo Claus in zijn gedicht Het teken van de hamster een hele passage uit de tweede canto van Ezra Pound als hommage aan zijn meester.
  3. De vertalende tekst staat centraal bij de integrerende functie. In extreme gevallen kan de herinnering aan de brontekst totaal vervagen. De vertaling wordt dan een zelfstandig werk, zoals dat het geval is bij vele imiterende vertalingen in de renaissance en de barok.
  4. Het subject van de vertalende tekst staat centraal bij de karakteriserende functie. Hierbij kenschetst de vertaler zich gewild of ongewild door de eigen  wijze van vertalen. Wanneer Rilke bij voorbeeld de gedichten van Valéry vertaalt, schemert zijn eigen idioom zozeer door, dat we die vertalingen meer lezen als eigenzinnige vertolkingen dan als benaderingen van de oorspronkelijke tekst.

Concrete vertalingen verschillen soms sterk omdat ze diverse functies kunnen vervullen. Wie voor een literair lexicon de Ovidius-titel Ars amatoria vertaalt als De kunst van de liefde, heeft de opdracht naar behoren uitgevoerd. Wie een commerciële titel moet verzinnen voor een Ovidius-versie in een boekenclub, mikt vlak in de roos met een titel als Hoe versier ik de meisjes? Wie het poëtische effect van de alliteratie tot zijn recht wil laten komen, kan kiezen voor Lessen in liefde.

Wanneer deze drie vertalers bij elkaar komen om uit te maken wat de beste titel is, moet wel een Babylonische spraakverwarring ontstaan. De vertaalwetenschap kan de discussie een kader bieden waarin ze hun inzichten voor elkaar kunnen verhelderen. Voorschrijven hoe ze moeten vertalen, kan ze nauwelijks, want net zoals de liefde is de vertaling niet alleen een kunde, maar ook een kunst.

Bibliografie

Claes, Paul. Echo’s echo’s. De kunst van de allusie. Nijmegen: Vantilt, 2011 (met verdere bibliografie over de intertekstualiteit).

Holmes, James S. “De brug bij Bommel herbouwen.” De Revisor 3:5 (oktober 1976), p. 36-39.

Morris, Charles William. Foundations of the Theory of Signs. Chicago: University of Chicago Press, 1951.

Ovidius Naso, Publius. De kunst der vrijage: twintig eeuwen oude maar niet verouderde liefdeswenken. Bewerkt door Jan Meihuizen. Amsterdam: Strengholt, 1941.

Ovidius Naso, Publius. Lessen in liefde. Vertaald door Marietje d’Hane-Scheltema. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2004.

Ovidius Naso, Publius. De minnekunst & Remedies tegen de liefde. Vertaald door Eddy de Laet. Antwerpen: Standaard Uitgeverij, [1978].

van Leuven-Zwart, Kitty. Vertaling en origineel. Dordrecht: Foris Publications, 1984.

von Wilamowitz-Moellendorff, Ulrich. “Was is Übersetzen?” In Reden und Vorträge. Berlin: Weidmannsche Buchhandlung, 1901.

Inhoudstafel

Voorwoord bij de tweede editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Woord vooraf bij de eerste editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Deel I – Het werk in goede banen

1.1.    Literair vertaler word je, woord na woord … – Carlo Van Baelen

1.2.    Zichtbaarheid van literair vertalers – Gys-Walt van Egdom en Christophe Declercq

1.3.    Basiskennis en -vaardigheden – Chris Van de Poel

1.4.    Naslag – Chris Van de Poel

1.5.    Hoe bronteksten lezen? – Philippe Noble

1.6.    Relatie tussen auteur en vertaler – Nicolette Hoekmeijer

1.7.    Vertolking 2.0 – Over het opnieuw vertalen van klassiekers – Barber van de Pol

1.8.    Duovertalen – Niek Miedema & Harm Damsma

Deel II – Belangrijke begrippen

2.1.    Equivalentie in de vertaalpraktijk en de vertaalstudie – Henri Bloemen

2.2.    Verre culturen en het vertalen van realia – Luk Van Haute

2.3.    Vertaalprocedés – Stella Linn

2.4.    Vertaling en stijl – Cees Koster

2.5.    Creatief vertalen – Harm Damsma

2.6.    De vertaling van meerstemmigheid en meertaligheid – Désirée Schyns

2.7.    Humor – Jeroen Vandaele

2.8.    Vertalen als intertekstuele praktijk – Paul Claes

2.9.    Technologie voor literair vertalers – Gys-Walt van Egdom

Deel III – Een focus op genres

3.1.    Het vertalen van narratief proza – Franco Paris

3.2.    De regels voorbij: het vertalen van poëzie – Onno Kosters

3.3.    Enige hardop uitgesproken gedachten over het vertalen van theater – Erik Bindervoet

3.4.    Denken in veelvoud: het vertalen van filosofische teksten – Jeanne Holierhoek

3.5.    Non-fictie vertalen – Jelle Noorman

3.6.    Vertalen van kinder- en jeugdliteratuur – Goedele De Sterck

Deel IV – Na het vertalen

4.1.    (Zelf)revisie – Laura van Campenhout & Ine Willems

4.2.    Omgaan met promotie, prijzen en recensies – Janny Middelbeek-Oortgiesen

4.3.    De beoordeling van de vertaling – Fedde van Santen

Bijlage I – Lijst van geciteerde vertalingen

Bijlage II – Bioschetsen van de auteurs

Namenregister