De paradox van spreektaal vertalen voor het theater

Gepubliceerd: 03 november 2025 | Bijgewerkt:03 november 2025

Toneelvertaling vereist een voortdurende balans tussen trouw aan het origineel en speelbaarheid in de doeltaal, waarbij klank, ritme, stiltes en de culturele en emotionele lading van de brontaal tot uitdrukking moeten komen. Het is een auditieve en verbeeldende handeling: taal wordt niet enkel gelezen, maar gehoord, geïncarneerd en gevisualiseerd. In dit artikel onderzoekt Mike Sens de paradox van het vertalen van spreektaal voor het theater, vanuit het vertrekpunt dat vertalen zowel taalkundige als dramaturgische, muzikale en filosofische dimensies omvat. 

Verleden

De moedertaal wordt door de baby ingezogen. We beschouwen haar doorgaans als de grondslag van het bestaan, terwijl zij in werkelijkheid misschien slechts een instrument vormt om de beelden in het hoofd te vertalen. Al op jonge leeftijd was ik gefascineerd door de wijze waarop mensen zich uitdrukken. In de trein nam ik stiekem gesprekken van reizigers op met een dictafoon om er later toneelscènes van te maken. Dit vastleggen van spreektaal is op zichzelf al een vorm van vertalen: het taalfilter zuivert de woorden zodat de ambachtelijke kant van het schrijven tot een heldere zeggingskracht kan komen. 

Voor het project Entrez dans la légende van de gemeente Parijs kwam ik in contact met analfabetische ‘storytellers’ uit Schotland, die de orale traditie van de Travelling People voortzetten. Deze ‘tinkers’ leefden in tenten op de Highlands waar verhalen van generatie op generatie werden doorgegeven en telkens opnieuw tot leven kwamen. Stanley Robertson en Duncan Williamson hadden dit rijke erfgoed van jongs af aan meegekregen, maar hun universitair gevormde partners — Lauren Hossack voor Robertson en Linda Headlee voor Williamson — noteerden de legendes en gaven hun verhalen daarmee een universele waarde.

Toneel

Ook toneelteksten zijn nauw verbonden met culturele identiteit en kunnen dialectwoorden of uitdrukkingen bevatten die typisch zijn voor een bepaalde streek. Toneelspelers belichamen het karakter van hun personages die als het ware zelf uit taal bestaan. De Oostenrijkse toneelschrijver Werner Schwab beschouwde taal als ‘de grote actrice’ en meende dat zijn personages meer door taal gesproken worden dan dat zij controle hebben over wat ze zeggen: “Die Sprache zerrt die Personen hinter sich her: wie Blechbüchsen, die man an einem Hundeschwanz angebunden hat.” (De taal trekt de personages achter zich aan: als lege conservenblikken, die men aan de staart van een hond heeft gebonden.) 

“Why on earth do the Dutch call theatre toenail?” vroeg acteur David Collings mij tijdens een Shakespeare-productie van Declan Donnellan in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Zulke ‘creative misunderstandings’ zijn amusant binnen de orale traditie, mits de klankassociaties tussen verschillende talen — dadaïstische toevalligheden — zorgvuldig beheerst worden. ‘Es gibt viele falsche Freunde’, dus wees op je hoede toneelvertaler.

Prisma

Een letterlijke vertaling kan soms tot verrassende poëtische vondsten leiden, maar over het algemeen vereist het vertalen van dialoog of monoloog een parafrase. Net als bij het vertalen van spreekwoorden en uitdrukkingen moet men zich vaak daadwerkelijk in een andere wereld verplaatsen. Het lokale idioom van de spreker onthult diens temperament, terwijl de ritmische impuls een stempel drukt op de aard van het personage die zich op het toneel openbaart. Dit is essentieel om de geloofwaardigheid van het plaatselijke drama te waarborgen. 

Paradoxaal genoeg moet de toneelvertaler om dit te bereiken zijn versie van de tekst ontdoen van het troebele maar verleidelijke aspect van persoonlijke interpretatie. Niet voor niets beitelt een toneelschrijver als Jon Fosse de taal tot op het bot uit. Het is dus niet wenselijk dat de vertaler als een soort regisseur een eigen interpretatie van de tekst ensceneert. Integendeel: hij zou de woorden moeten beschouwen als een prisma waardoor het volledige spectrum van betekenissen kan schijnen. 

Etymologische fonetiek en klankleer moeten in de vertaling hun potentiële reikwijdte herwinnen. Zo kan de regisseur de juiste invalshoek kiezen voor zijn productie, en heeft de acteur de vrijheid om zich de tekst op vakmatige wijze toe te eigenen voor de constructie van het personage.

Metataal

De naturalistische poging om spreektaal na te bootsen en realisme te suggereren, lijkt inmiddels achterhaald. Spreektaal is pas interessant wanneer zij een transcendentale imitatie nastreeft. Zij moet een kunstvorm worden, ook in ogenschijnlijk onbeduidende dramatische situaties waarin de taal — via stiltes, lichaamstaal of afwezigheid — juist omzeilt wat werkelijk bedoeld wordt. 

In de toneelwereld weet men maar al te goed dat de schrijver, en in diens kielzog de vertaler, een metataal ontwikkelt die zich losmaakt van de banaliteit van alledaagse spraak. De toneelvertaler fungeert in zekere zin als een medium dat de oorspronkelijke aard van het woord als een sfinx bewaakt. Harmonische klanken en onwelluidende klanken zijn daarbij even belangrijk. 

Veel toneelschrijvers, onder wie Thomas Bernhard, hebben een sterke band met muziek — en dat is niet toevallig. Hier raken we de kern van de zaak: toneel vertalen is in de eerste plaats een kwestie van emotionele resonantie die zich via het oor voltrekt. Of men nu binnensmonds vertaalt of de tekst uitschreeuwt zoals in het ‘gueuloir’ van Gustave Flaubert, men hoort de stemmen in het hoofd, hoe schizofreen dit ook mag klinken. En laten we wel wezen, dit gegeven heeft zelfs een kern van waarheid aangezien theatermakers een vorm van beheerste schizofrenie hanteren.

Onzichtbaar

De continu veranderende relatie tot klank en beeld weerspiegelt onze band met taal die extra voelbaar is in het tijdperk van de allesoverheersende smartphone. Na het werk van Joost van den Vondel, William Shakespeare, Jean Racine en Friedrich Schiller is het toneelstuk steeds meer een partituur geworden die, in combinatie met andere elementen van een voorstelling — spel, beweging, geluid, decor, licht, video en boventiteling — zijn plaats vindt binnen het Gesamtkunstwerk, in de geest van Richard Wagner. 

In het hedendaagse theater is het expliciet uitspreken van waarheden zeldzaam geworden: personages — of gaat het nu juist meer om stemmen zonder vaste identiteit? — laten vaak onuitgesproken wat werkelijk op het spel staat. Dit ‘misslaan van de plank’ vormt een spanningsveld van humor en tragiek, voortkomend uit een nihilisme dat door absurdistische schrijvers als Eugène Ionesco en Samuel Beckett is gevoed. 

Sinds Actie Tomaat in de jaren zestig heeft het dramaturgisch onderbouwde ‘well-made play’ in Nederland een ingrijpende transformatie ondergaan. Hedendaagse theaterteksten vormen vaak een samensmelting van poëzie, proza, film en theater. De toneelvertaler moet daarom van alle (literaire) markten thuis zijn en, als een alchemist, de verschillende (me)talen laten versmelten tot een nieuwe materie. Hierbij blijft de latente aanwezigheid van de vertaler voelbaar, maar dient tegelijkertijd onzichtbaar te zijn: een discrete kunstgreep die de Franse filmmaker Robert Bresson treffend verwoordde in zijn Notes sur le cinématographe: “TRADUIRE le vent invisible par l’eau qu’il sculpte en passant.” (VERTALEN de onzichtbare wind die het water boetseert als zij eroverheen scheert.)

Instinct

De toneelvertaler schaakt met muzikaliteit en ritme – het wel of niet toepassen van interpunctie, een strategisch gebruik van regelafbreking – om tot een speelbare tekst te komen. Op zijn instinct kunnen vertrouwen, voordat hij de spontane vertaalvondsten die uit het onderbewustzijn opborrelen rationeel gaat analyseren, is een meerwaarde voor de toneelvertaler. Voor dit analyseren is inzicht in dramaturgie onontbeerlijk: de vertaler moet begrijpen waar een personage naar streeft en wat het onderneemt om dat te bereiken. Dit en het globale inzicht in de structuur van een stuk helpt hem om de juiste woordkeuzes te maken voor een weliswaar neutrale maar betekenisvolle interpretatie.

De groepering en volgorde van woorden kunnen de gesproken taal versterken of juist verzwakken. Een goed gevoel voor syntactisch evenwicht is daarom essentieel. En dat wat in een zin zijn doel niet volledig bereikt door een vertaaltechnische beperking, kan in de volgende zinnen soms bewust worden rechtgezet om het evenwicht te herstellen. 

Bovendien is het belangrijk dat de toneelvertaler oog heeft voor de universele raakvlakken van lokale contexten, zodat de vertaling niet slechts een exotische curiositeit wordt, maar juist de gevoelswaarde van de tekst zodanig overbrengt, dat zij als een bliksemschicht inslaat bij het publiek van de doeltaal — zowel emotioneel als intellectueel.

Stilte

Behalve een goed oor voor dialoog speelt ook de stilte een cruciale rol in het theater, want die spreekt boekdelen. Dit is de paradox waar de toneelvertaler niet omheen kan. “Stillness is the language God speaks, and everything else is a bad translation” (Stilte is de taal die God spreekt en de rest is een slechte vertaling), zei Eckhart Tolle. Wat is het onzegbare dat zich tussen de zinnen afspeelt? Welke afstand moet het publiek afleggen om bij het volgende woord – als een baken –  te komen en grip te krijgen op wat zich op het toneel ontvouwt? 

Dit is het fameuze ‘non-dit’ in de regies van de Franse regisseur Claude Régy, voor wiens voorstellingen ik jarenlang boventiteling verzorgde. Hoe vertaal je Georg Trakls ‘Umnachtung’ — letterlijk ‘door de nacht omringd’ maar door woordenboeken gedefinieerd als ‘waanzinnigheid’ — wanneer je niet de theatrale duisternis tot je beschikking hebt zoals Régy in zijn laatste productie Rêve et folie? Woorden schieten te kort en vormen slechts één onderdeel van het theatrale geheel. Het vertalen van stilte is een onderschatte maar wezenlijke opgave. Dit is even belangrijk als het boventitelscherm zwart laten wanneer er niets wordt gezegd op het toneel, anders verschijnen er parasitaire woorden die het publiek afleiden.

AI

De eeuwenoude kunstvorm van theater – en de mogelijkheid om die te vertalen – behoudt haar waarde in een tijdperk van artificiële intelligentie (AI). Alhoewel vertalen steeds vaker wordt beschouwd als een taak die algoritmes ook kunnen uitvoeren, blijkt bij toneelvertaling dat dit domein niet volledig aan machines kan worden overgelaten. Zo is er weer wat speelruimte voor het ambacht van de toneelvertaler.

Het Woord is vlees geworden — een Bijbels gegeven dat nog altijd in het theater geldt en bevestigt dat vergankelijkheid het eeuwige aspect van schoonheid belichaamt. Mijns inziens is het vertalen van toneel een metafoor voor alles wat zich in het dagelijks leven afspeelt. En aangezien de taalgrenzen zich voortdurend blijven verleggen, is het gunstig dat de vertaling haar vloeibaarheid blijft behouden. Het werk is pas af als je het moet inleveren, om Jorge Luis Borges te parafraseren.