"Dit wat wij gedaan hebben - samen"
“Is de vertaler de acteur die de tekst vertolkt of is hij/zij/hen de understudy van de auteur?” Dat is de vraag die transdisciplinair kunstenaar Neske Beks in dit essay wil beantwoorden. Geïnspireerd door het werk van Toni Morrison, pleit ze voor precisie in taal en een vertaalhouding die de eigen verantwoordelijkheden kent en geworteld is in de gemeenschap waarover het boek vertelt.
"Dit wat wij gedaan hebben - samen". Over vertalen als gelijkwaardige dialoog: inleven en uitwisselen in/met de Ander.
Schrijver zijn is een van de mooiste beroepen ooit, maar als ik niet ook schrijver zou zijn, zou ik - denk ik - misschien wel fulltime vertalen: een net zo prachtig en belangrijk vak.
Sinds ik me (bewust) ging verdiepen in literair vertalen en voor mijn laatste boek ook zelf aan het vertalen ging - en me er soms tot vervelens toe tegenaan bemoei - bevraag ik vertalen vanuit kennis van brontekst, oeuvre en ‘cultuur’, maar zeker ook vanuit geleefde ervaring. Zo kwam ik bij de volgende metafoor/vraag terecht:
Is de vertaler de acteur die de tekst vertolkt of is hij/zij/hen de understudy van de auteur?
Het was Jenny Mijnhijmer, die na het vertalen van Sister Outsider van Audre Lorde deze vraag poneerde waarna ik haar vroeg er ooit een keynote over te schrijven voor Alphabet Street / de Tank.
Ik vond het een prikkelende vraag die voor mij functioneert als instrument om het ambt te bevragen.
Een understudy of doublure is een term die in theater wordt gebruikt voor iemand die de tekst en choreografie van een belangrijke rol uit zijn hoofd leert en doorgaans ook meedoet in een andere kleinere rol in dezelfde productie. Een understudy speelt wanneer de acteur waarvoor hij/zij/hen de understudy is, afwezig is.
Het vertolken van de tekst is het hoofdambt van de acteur. Hoe die tekst vertolkt wordt is afhankelijk van meerdere factoren: stem, lichaam, spelvaardigheid, regie, interpretatie et cetera. En niet onbelangrijk: hoe groot het ego van de acteur is die de tekst vertolkt.
Daarnaast zijn er acteurs die door het vertolken van de rol of tekst keer op keer transformeren. En er zijn acteurs die eigenlijk altijd zichzelf spelen en vanuit hun eigen typische signatuur de tekst vormgeven op een manier dat deze van hen wordt.
Is dit een prikkelende vraag voor vertalers? Of beter: hoe ziet de vertaler zichzelf in verhouding tot de tekst en de auteur? Als understudy van de auteur of als vertolker van de tekst?
De behoefte van sommige vertalers om ook op de cover van een boek vermeld te worden hield ik in dit licht. Ook mijn eigen missie wat betreft Zwart erfgoed, de vertaling van n-woorden en een grote diversiteit binnen vertalers bevroeg ik op die manier - met name bij het schrijven van mijn essay De Kleine Morrison hield de vraag me bezig. En zeker ook aangestuurd door witte vertalers die - soms terecht, soms niet - aanvoeren dat hun inlevingsvermogen groot genoeg is om auteurs van kleur te vertalen. Zien ze zichzelf in zo’n geval dan louter als vertolker van de tekst?
Kortom, ik vind het een prachtige metafoor die als meetinstrument toe te passen is.
Als ijkpunt zelfs misschien?
Toni Morrison
Toni Morrison schreef in haar toespraak bij het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor Literatuur:
We die. That may be the meaning of life. But we do language.
That may be the measure of our lives.
Door mij vertaald als:
We sterven. Dat is misschien de zin van het leven. Maar we doen aan taal.
Dat kan de maatstaf van ons leven zijn.
Maar ik voeg daar aan toe: WIE aan taal doet én HOE is allesbepalend.
Want ook tijdens het vertalen van de Nobelprijs speech voor De kleine Morrison was het de ‘auteur of understudy’-vraag die ik vaak weer voor ogen hield, zeker bij woorden die nog steeds in beweging zijn.
Een scène uit diezelfde toespraak, waarin Morrison een blinde, wijze, oude vrouw en een dode vogel opvoert, voelt voor mij als een sleutel bij het kiezen en bepalen van de juiste woorden.
De blinde vrouw gaat in dialoog met een groepje jonge mensen die haar helderziendheid willen ontkrachten. Ze zegt tegen de jonge mensen: “Ik weet niet of de vogel die je vasthoudt dood of levend is, maar wat ik wel weet is dat het in jouw handen ligt. Het is in jouw handen.”
Later vervolgt Morrison met:
Ik kies er dus voor om de vogel te lezen als taal en de vrouw als een geoefend schrijver. Ze is bezorgd over hoe de taal waarin ze droomt en die ze bij haar geboorte meekreeg, wordt gebruikt, in dienst gesteld, en haar zelfs wordt onthouden voor bepaalde snode doeleinden. Als schrijver ziet zij taal deels als een systeem, deels als een levend iets waarover men controle heeft, maar vooral als bemiddeling – als een handeling met gevolgen. […] Voor haar is een dode taal niet alleen een taal die niet meer gesproken of geschreven wordt, het is een onbuigzame taal die tevreden is met het bewonderen van haar eigen verlamming. Zoals staatstaal, gecensureerd en censurerend. Meedogenloos in haar toezichthoudende taken, heeft ze geen ander verlangen of doel dan het in stand houden van de vrije ruimte voor het eigen bedwelmende narcisme, de eigen exclusiviteit en dominantie. Hoe stervende ook, dat is niet zonder effect, want ze dwarsboomt actief het intellect, houdt het geweten tegen en onderdrukt het menselijk potentieel. Ze is niet ontvankelijk voor ondervraging, kan geen nieuwe ideeën vormen of verdragen, noch andere gedachten vormen, andere verhalen vertellen of verbijsterende stiltes vullen.
Deze eloquente, zorgvuldig gekozen woorden sterkten mij in het voortdurend blijven bevragen van literaire vertalingen die al dan niet bewust verouderde én nieuwe uitingen van witte suprematie aan de Nederlandse taal toevoegen. Ten eerste vanuit mijn ervaring als Zwarte vrouw. Ten tweede, ook vooral vanuit mijn kennis van het werk van Toni Morrison die ik soms in mijn dromen zie, wier uitspraken ik herlees, hertaal en ontleed en wier werk ik nu alweer zo’n zes jaar nagenoeg dagelijks bestudeer.
Zo kwam ik op een punt dat ik niet anders kan dan de onbewuste vlekken te benoemen. - Ik gebruik ook hier bewust geen validistisch gezegde meer: bewustzijn vraagt verandering…
Teamwork
Natuurlijk laat ik ruimte voor andere meningen hieromtrent. Maar als er sprake is van bewust blijven kwetsen en bewust geen oog willen hebben voor een eigen gebrek aan ervaring of bewustzijn, stel ik een grens. Van het samenwerken met collega’s en vertalers als Nisrine Mbarki, Canan Marasligil, Merlijn Olnon, Helen Zwaan, Rosa Schogt, Marcella van der Kruk en Mieke Maassen leerde ik het meest. Het teamwork, het samen doen is wat mij betreft het mooiste van het werk: het durven uitreiken en hulp en/of meedenken vragen.
Als schrijver ervoer ik dat het meest in de samenwerking met mijn Spaanse vertaler Irene de la Torre. Op dit moment werkt zij aan El Laberinto Morrison en haar woordkeuzes in Castellano (en in Catalaans bij mijn gedichten) hebben invloed op de uiteindelijke vorm van mijn werk - zowel in de vertaling als in de brontaal. Ons nauw overleg (we communiceren in drie talen) waarin zij mij soms vraagt nog preciezer te verwoorden wat ik bedoel, maakt dat soms zij en soms ik tot een andere woordkeuze komt. Door deze vertalers heb ik de nodige sensitiviteit, de dialoog en brede kennis die vertalen vraagt, enorm leren waarderen.
Ik leer van hen.
En naar wat ik hoor, zij ook van mij.
Tar Baby
Tar Baby, Morrisons vierde roman, is een eigentijds verhaal over witte mensen die Zwarte mensen niet met respect behandelen. En over Zwarte mensen die zich door geïnternaliseerd racisme als witte mensen gedragen en elkaar en zichzelf niet met respect behandelen.
Het feit dat Tar Baby Morrisons enige roman is waarin witte personages een hoofdrol krijgen toebedeeld en de koloniale verhoudingen op scherp staan, vraagt erom het boek met al deze extra informatie over de gelaagdheid van haar werk nog eens te overdenken. Of beter nog zoals ik bepleit in mijn essay: te herlezen en desgewenst nóg een keer te herlezen… “Quiet as it’s kept” is de intrigerende beginzin van The Bluest Eye, Morrisons debuut. Hierover zei ze: “Als ik zeg ‘Quiet is as kept’, is dat een stukje informatie dat exact betekent wat het vertelt, maar voor Zwarte mensen is het een teken dat er een grote leugen verteld gaat worden. Of iemand staat op het punt kerkhofgeheimen te vertellen, wie met wie naar bed gaat. Zwarte lezers moeten er om grinniken.”[1]
Dit is een van de weinige keren dat Morrison – die zegt dat ze niks wil uitleggen omdat ze schrijft voor Zwarte lezers die haar metaforen en symboliek begrijpen – toch uitleg geeft. Ze vervolgt: “Er is een niveau van waardering dat alleen toegankelijk is voor mensen die de context van de taal begrijpen. De analogie die bij mij opkomt is jazz; het is enerzijds open en ingewikkeld en ontoegankelijk anderzijds.”[2]
Omdat Zwartheid mondiaal niet steeds dezelfde codes hanteert en omdat haar wijsheid zoveel inzicht brengt, vind ik het zelf – met name in deze xenofobische tijden – uiterst belangrijk te duiden dat dit wellicht een heel ander perspectief of inzicht afdwingt.
“He believed he was safe.”, is de beginzin van Tar Baby – vertaald als Teer.
Dat ik mijn fascinatie voor beginzinnen deel met mijn literaire idool leerde ik uit haar essay Unspeakable Things Unspoken – The Afro-American Presence in American Literature. Toni Morrison legt in datzelfde essay ook uit waarom “He believed he was safe” de eerste zin is en niet “He thought he was safe”, wat ze aanvankelijk opschreef.
Volgens Morrison ondermijnt het woord ‘denken’ het geloven dat het personage doet - alsook het gebrek aan vertrouwen dat Morrison suggereren wil bij ons, de lezers… Daarom is, ik citeer Morrison, – “geloven het enige juiste woord.” Dit ook omdat volgens haar “de persoon die aan geloven doet, op weg is een droomwereld te betreden” én zegt ze: “Het ongemak/schurende bij het gevoel van veiligheid is belangrijk omdat veiligheid zelf een verlangen is voor iedere persoon in de roman. De plek waar je veilig bent bepalen, creëren en verliezen.”[3] Deze laatste zin is een sleutelzin voor het boek en in de levens van Zwarte mensen en mensen van kleur is het een constante.
Ik vroeg me af welke rol de interpretator, de vertaler innam toen ze ondanks de uitleg van Morrison zelf van de eerste zin "Hij meende veilig te zijn" maakte. Zij zal daar zeker haar redenen voor gehad hebben in de context van de Nederlandse taal…, maar het deed mij de vraag stellen of het aan ons vertalers is om een ander woord te kiezen als het woord gewoon vertaalbaar is: menen ligt naar mijn mening toch echt dichter bij denken dan bij geloven. Menen is verbonden met het hoofd, geloven met de ziel en het hart. - Al geef ik toe dat dit ook maar een mening is…
Geen mening maar een feit is dat de titel Tar Baby eigenlijk onvertaalbaar is. Zelfs de Fransen - bekend om hun taalchauvinisme - behielden de originele titel bij de Franse uitgave. De Nederlandse titel werd Teer, een woord dat slechts een deel van de lading dekt én een andere betekenis toevoegt.
Iets soortgelijks zag ik bij de vertaling van de titel White Fragility van Robin DiAngelo in Witte gevoeligheid. De betrokken redacteur motiveerde haar keuze door te stellen dat fragiliteit de connotatie van teer en breekbaar opriep en dat het woord daardoor niet voldeed. Ik stel dat dit in het Engels even goed geldt plus dat het woord gevoeligheid de connotatie aan emoties en sensitiviteit oproept. Bovendien waarom? ‘White Fragility’ kon gewoon vertaald worden in ‘Witte fragiliteit’…
Taal beweegt! Zeker in een antiracistisch discours met veel Engelse termen, die soms om vertaling vragen en soms niet.
Wat ik ter discussie wil stellen is waarom sommige vertalers (en/of redacteuren, persklaarmakers, uitgevers etc.) op basis van de eigen smaak, voorkeur en vaak ook commerciële motieven kiezen voor woorden die volgens hen raker zijn. Helaas zijn deze keuzes niet altijd gerechtvaardigd - want veelal ingevuld vanuit het eigen perspectief, zonder inachtneming van publiek en/of auteur.
En omdat de auteur de vertaalde taal meestal niet spreekt, noch leest of kent, moet deze blindelings vertrouwen op de kundigheid, kennis én goodwill van de vertaler. Dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Toni Morrison: “In Afrikaanse talen bestaat er geen woord voor yam, maar er zijn wel woorden voor iedere variëteit van yam. Elk ding is afzonderlijk en anders; als je het eenmaal een naam hebt gegeven, heb je macht.”[4]
Onvertaalbare woorden omarmen
Net na de voltooiing van Tar Baby lichtte Morrison in het prachtige interview “The language must not sweat” de door haar in het boek gebruikte en in Amerika alombekende Uncle Remus-mythe toe, over Broer Konijn, Broer Vos en de teerpop. Handig is te weten dat dit een Afro-Amerikaanse mythe is die oorspronkelijk door totslaafgemaakten werd verteld en die werd toegeëigend door schrijver/journalist Joel Chandler Harris, en later door Disney. Morrison verklaart de racial slur[*] die de titel (ook) is: “In het boek dat ik net heb voltooid, Tar Baby, gebruik ik dat oude verhaal omdat het, ondanks het grappige, vrolijke einde, mij vroeger bang maakte. In het verhaal komt een teerpop voor die door een witte man wordt gebruikt om een konijn te vangen. ‘Tar Baby’ is ook een woord dat, net als nigger, door witte mensen tegen Zwarte kinderen werd geroepen, Zwarte meisjes, herinner ik me.”
De meerdere lagen in de titel maakt de titel Tar Baby onvertaalbaar.
Maar vooral ook: dient de titel van een boek niet juist de essentie te duiden?
Wat ik ook zei of welk bewijs ik ook aanvoerde bij uitgever en vertaler, ik bleef een roepende in de woestijn en het boek werd uitgegeven als Teer.
Waarom zouden we onvertaalbare woorden überhaupt willen vertalen? - het woord überhaupt is daar zelfs een mooi voorbeeld van.
Tar Baby en eigenlijk het gehele oeuvre Morrison brengt uitdagingen wat betreft nadenken over de functionaliteit van het wel of niet cursiveren van n-woorden. In Tar Baby met name dan de woorden die in de Nederlandse context niet eens bestaan en/of verouderd zijn en/of de lading niet dekken en vertaald dus anders kwetsen dan het origineel…
Een helder voorbeeld van behoud van een woord uit de originele taal uit de pen van Morrison zelf, is hoe Morrison het kerstdessert van Valerian’s Hollandse grootmoeder opvoert als olieballen (door de vertaler terecht gecorrigeerd in oliebollen). Als Toni Morrison Ondine, Sydney en Jadine woorden als nigger en Negro in de mond legt, doet ze dat bewust. Zeker weten. Dat zijn voorbeelden van de maskers waar ze het in het voorwoord over heeft. Maar Amerikaanse n-woorden hebben een geheel andere geschiedenis en context dan de Nederlandse en Vlaamse.
Als helderste voorbeeld voer ik de term swamp nigger aan wat in de kladversie van Teer (2023) vertaald werd als moerasn*kk*r. In de uiteindelijke vertaling werd het moerasn*g*r.
Dit woord bestaat niet. Het is in onze context niet vertaalbaar; we hebben hier (gelukkig) niet de geschiedenis en context die ze daar hebben. Deze Amerikaanse woorden kennen geen equivalent in de Nederlandse taal en allebei de n-woorden hebben in het Nederlands een heel andere connotatie en lading.
Laat ik helder gesteld hebben dat ik me geheel distantieer van de Nederlandse vertaling van n-woorden. Ook gezien de context, locatie en (zoals Morrison vaker verklaart) het gebruik van maskers in Tar Baby, meen ik dat het behouden van de originele n-woorden en die te cursiveren op zijn plaats is. Maar zoals vaker in vertalingen naar het Nederlands wordt de (onbewuste) koloniale blik dominant. In dit licht pleit ik ervoor dat we Morrisons precisie in taal volgen - en enige dienstbaarheid en nederigheid in acht nemen zelfs. Daarmee wordt niet alleen misinterpretatie voorkomen, maar ook onnodige pijn.
Opmerkelijk is ook de keuze om onschuldiger woorden zoals dime, namen van boten en een enkel vernacular English (of slang-woord) wél in het origineel te behouden en cursiveren. Waarom daar wel en waarom niet bij de woorden die een groep lezers kunnen kwetsen? - Meer specifiek de groep lezers waar Morrison naar eigen zeggen voor schreef.
Om terug te keren naar mijn instrument: de conclusie is wellicht dat het werk van de vertaler idealiter een combinatie van de twee is. Dus vertolker én understudy zijn. En dat er in het geval van vertolken wellicht meer ruimte is voor eigen inzichten, visie en kleur dan bij het understudy zijn dat kopiëren van beweging, stem en dezelfde posities op het toneel vergt.
Met als belangrijkste toevoeging ook weer dat uitreiken naar de Ander: vergeet vooral niet wie je vertaalt én voor wie je vertaalt. Want wie zijn je lezers, wie is je publiek?
Op de speelvloer kan het mooiste toneelstuk opgevoerd worden, maar als de zaal leeg is, is er geen toneelspel. Uiteindelijk valt en staat alles bij de energie-uitwisseling met het publiek.
Of zoals de blinde, oude, wijze vrouw aan het einde van de Nobelprijs speech zegt:
“Kijk. Hoe mooi het is, dit wat wij hebben gedaan - samen.”
Noten
[*] racial slur: onvertaalbare term: we hebben hier nog geen dekkend woord voor in het Nederlands.
[1] Morrison, Toni. “The Language Must Not Sweat”.
[2] Morrison, Toni. “The Language Must Not sweat”.
[3] Morrison, Toni. Unspeakable Things Unspoken.
[4] Morrison, Toni. “The Language Must Not Sweat”.