Relatie tussen auteur en vertaler

Geplaatst op: 15 februari 2024

Op deze pagina lees je hoofdstuk 1.6. uit Alles verandert altijd. Perspectieven op literair vertalen. In dit hoofdstuk bespreekt Nicolette Hoekmeijer aan de hand van verschillende praktijkvoorbeelden hoe de relatie tussen auteur en vertaler er zoal uit kan zien.

Over de relatie tussen oorspronkelijk werk en vertaling, en daar direct aan gekoppeld de relatie tussen auteur en vertaler, is veel gezegd en geschreven, ook door auteurs zelf. Bij de uitreiking van de Europese Literatuurprijs 2017, aan auteur Max Porter en vertaler Saskia van der Lingen voor Verdriet is het ding met veren (2017), spraken beiden een dankwoord uit, dat is te lezen op de website van het Nederlands Letterenfonds. “Vertalen is een omhelzing”, zei Saskia van der Lingen. Max Porter beaamde dat en vervolgde:

Vertalen is een vorm van en een stilzwijgend geloof in vriendschap (…). Een persoonlijk wiegelied onder handen nemen (…) en die tekst laten werken in een andere taal, laten zingen in een nieuwe context, dat is het radicaalste en tegelijk het basaalste, het meest vruchtbare, vakkundige, bezielde en wezenlijke wat iemand kan doen.1

David Mitchell liet zich in soortgelijke bewoordingen uit toen hij vertalers Harm Damsma en Niek Miedema – die onder meer werk van Mitchell hebben vertaald – toesprak toen ze de Nederlands Letterenfonds Vertaalprijs in 2016 in ontvangst namen.

[Vertalen] is ook een vreemd soort intimiteit … Er zijn maar weinig dingen zo hartstochtelijk als je relatie met je eigen taal, en jullie kennen mijn relatie met taal beter dan ikzelf, dat meen ik echt. Jullie doorzien hoe ik schrijf, jullie kennen mijn favoriete woorden, zien dingen die mij niet opvallen. (…) ik kan me geen twee Nederlandse heren indenken die ik liever door de krochten van mijn brein laat dwalen dan jullie.2

Ali Smith, over wie straks meer, zegt in een interview op de website Authors & Translators3: “Translators pretty much have to write the book anew and find a way to make it work in each language. I have huge faith in translators.”

Deze schrijvers formuleren het allemaal anders, maar alle drie realiseren ze zich terdege dat ze het lot van hun geesteskind in handen leggen van hun vertaler, dat wij door de krochten van hun brein moeten dwalen om ons werk goed te doen.

1.

Als vertaler schep je een evenbeeld van de originele tekst, opgebouwd uit de materialen van je eigen taal en cultuur. Je zou brontekst en vertaling dan ook kunnen zien als twee zusterschepen: identiek maar niet hetzelfde. Dat beeld kun je doortrekken: ook auteur en vertaler zijn in zekere zin gelijkwaardig – ze scheppen elk een versie van dezelfde tekst – maar ze zijn niet identiek. De verbeelding waaraan de tekst is ontsproten, zowel op inhoudelijk als stilistisch niveau, is die van de auteur. Vertalers maken hun eigen taal, maar qua inhoud en stijl volgen ze de auteur. Daarbij verlaten ze zich op de tekst, de context, de taal, het oeuvre en de cultuur om de weg te vinden in eerdergenoemde krochten van het auteursbrein. Om de vertaling te kunnen ‘schrijven’ moet je dus weten, kunnen herleiden, begrijpen, achterhalen wat er in het origineel staat. Dat is je vakmanschap.

Maar soms zijn de aanwijzingen niet eenduidig, is de taal niet eenduidig, biedt de tekst onvoldoende houvast. Dan komt het aan op de verbeelding, op inleving, interpretatie, om erachter te komen wat de auteur voor ogen heeft gehad, wat precies de verbeeldingswereld is waaruit de beelden, en vervolgens de woorden, zijn ontsproten. Alleen dan kun je in je eigen taal de overeenkomstige beelden en woorden vinden. Ook dát is je vakmanschap.

Echter niet in alle gevallen zullen tekst, context, (culturele) kennis, kennis van de taal, wellicht kennis van het oeuvre of zelfs kennis van de persoonlijke omstandigheden van een auteur, in combinatie met je intuïtie, voldoende houvast bieden. Soms blijf je twijfelen of je de tekst, de bedoeling van de auteur, juist interpreteert.

Wie een dode auteur vertaalt heeft die luxe niet, maar wie een levende auteur vertaalt, heeft dan de mogelijkheid bij diegene te rade te gaan.

2.

Voor Paula Stevens & Edith Koenders, die samen met auteur Johan Harstad de Europese Literatuurprijs 2018 hebben gewonnen met Max, Mischa & het Tet-offensief (2017), namen de krochten een vrij concrete vorm aan. Zij hebben hun auteur letterlijk om een plattegrond gevraagd, vertellen ze in hun lezing voor de Vertalersgeluktournee 20184:

Ondanks alle mooie plaatjes kregen we maar geen beeld van het appartement waar het om ging – in de tekst was bijvoorbeeld sprake van een verwarrende hoeveelheid halletjes en een zuilengalerij – hoe zag dat eruit? Pas toen Harstad de plattegrond stuurde die hij zelf had gebruikt, vielen de dingen op hun plaats en konden we tot een goede beschrijving komen.

Algemene richtlijnen zijn moeilijk te geven, maar als je echt lijkt te verdwalen, als je onvoldoende wegwijzers weet te vinden voor een zogeheten educated guess, ga dan niet op hoop van zegen gokken en hineininterpretieren. Neem contact op met je auteur – de enige die echt uitsluitsel kan geven. Over het algemeen zullen auteurs graag willen helpen, zij zijn er alleen maar bij gebaat dat hun stem zo goed mogelijk wordt verwoord.

Maar denk wel goed na over wát je vraagt. Op 18 februari 2014 gaf Margaret Atwood in de British Library in Londen de jaarlijkse Sebald-lezing, ‘Atwood in Translationland’, waarin ze onder meer vertelde hoe het is om vertaald te worden.5 Ook Atwood is vol lof over haar vertalers, maar ze laat zich ook kritisch uit over vertalers die domme vragen stellen – uit luiheid, een gebrekkig gevoel voor de tekst, onvoldoende besef van de context:

Ik heb in de loop der jaren heel wat avonturen met vertalers beleefd. “Is dit grappig, of is het niet grappig?” is me gevraagd. ‘Allebei’ valt moeilijk uit te leggen. “Ah, Angelsaksische humor!” heb ik ze dan wel horen zeggen; waarmee ze ‘macabere humor’ bedoelden, denk ik. “Wat is granola?” vroeg mijn eerste Chinese vertaler. “Wat is een Smile Button?” En als ze niet wisten wat granola was, wat wisten ze dan misschien nog meer niet, zonder te weten dat ze het niet wisten?6

De boodschap lijkt duidelijk: vraag je schrijver alleen om hulp, raad, advies, nadere toelichting als je er echt met geen mogelijkheid (lees: woordenboeken (meervoud!), internet, collega’s, native speakers, vrienden, specialisten, leken, vraagbakens, naslagwerken, mailinglisten, lang en diep nadenken etc.7) zelf achter kunt komen wat er staat of wordt bedoeld. Je auteur is nadrukkelijk niet je co-vertaler, met wie je over van alles en nog wat kunt sparren.

3.

Dat het contact met vertalers ook heel anders kan lopen dan in de voorbeelden die Atwood geeft, bewijst de eerdergenoemde Ali Smith. In The New Yorker van 29 januari 2018 schrijft James Wood:

The Scottish writer Ali Smith is surely the most pun-besotted of contemporary novelists, edging out even Thomas Pynchon. It’s not simply that she loves puns; it’s that she thinks through and with them; her narratives move forward, develop and expand, by mobilizing them.8

In het geval van Smith volstaat het dan ook niet om de woordspelingen enkel in talige zin overeind te houden – ook de inhoudelijke verwijzingen moet recht worden gedaan. In de meeste gevallen zul je daarvoor als vertaler behoorlijk wat vrijheid moeten nemen.9 Smith-vertalers Karina van Santen en Martine Vosmaer hebben Smith al in een vrij vroeg stadium van hun vertaling van Autumn (2017) benaderd met de vraag of ze zich, waar nodig, enige vrijheid mochten permitteren. Geen enkel probleem. Smith begrijpt heel goed wat vertalen behelst, zoals ook blijkt uit het eerdergenoemde interview op Authors & Translators, waar zij over vertalers zegt:

They have a hard job with my books, which are all about language texture, are full of word play and are only about plot in the last instance – I think they pretty much have to write the book anew and find a way to make it work in each language. (…) I feel in safe hands with translators generally!10

Toch leek er een grens te zijn aan de inschikkelijkheid van Smith. Een van de hoofdpersonen in haar roman heet Elisabeth Demand – een achternaam die naast de Engelse betekenis (‘eisen’, ‘verlangen’ of ‘nodig hebben’) puur vanwege de klank ook wordt gekoppeld aan het Franse de/du monde. Maar die wereldse klankassociatie gaat alleen op als Demand op z’n Engels wordt uitgesproken. Van Santen en Vosmaer mailden Smith in de zomer van 2017 met de vraag of ze de naam mochten veranderen:

We’ve encountered a rather unsurmountable problem with Elisabeths surname. “Demand” has no meaning in Dutch and does not sound like “de/du monde” at all. Although we realise it would be a big intervention in such a carefully composed book, we would like you to consider allowing us to change the name throughout the whole book to “Demond”. In Dutch, “Demond” means “the mouth” which would make it useable both for the scene at the post office […] as for Daniels remarks.11

Een redelijk, respectvol, concreet en goed onderbouwd verzoek. Het was voor Smith echter een brug te ver, liet zij in een al even vriendelijke en respectvolle mail weten. “I’m going to suggest in this instance that you keep the name Demand and simply refer, like Daniel does, to it via French.” 12 Zo geschiede.

Toen Ali Smith in maart 2018 in de Amstelkerk in Amsterdam werd geïnterviewd door Liddie Austin, op een avond die door boekhandel Athenaeum was georganiseerd naar aanleiding van de verschijning van Winter (2018), kwam Smith zelf op dit voorbeeld terug. Tijdens Smiths bezoek aan Amsterdam hebben Vosmaer en Van Santen haar uitvoerig gesproken en ook de Demand-kwestie nog eens nader toegelicht. Het resultaat was dat de vertaalsters naar huis gingen met een gesigneerd exemplaar van Herfst (2018) met daarin een persoonlijke opdracht van Ali Smith, die haar grote waardering uitsprak voor de vertalers en hun carte blanche gaf om bij de vertaling van de volgende delen geheel naar eigen goeddunken te handelen.

Hier hebben de vertalers duidelijk vertrouwen gekweekt met een professionele instelling: door te laten merken dat ze hun vak verstaan en door constructieve en goed onderbouwde vragen te stellen, vanuit een begrip van, en respect voor, de tekst. Naarmate het vertrouwen groeit, neemt de speelruimte toe die de auteur hun gunt. Dit proces is diametraal tegengesteld aan de voorbeelden die Atwood gaf, waar de vertalers haar al bij het eerste contact tegen de haren instreken door luiheid, onbegrip of onkunde, met een afbrokkelend vertrouwen als gevolg.

4.

Het is altijd zoeken naar de juiste vorm, en die zal per auteur verschillen, maar mogelijk zijn er toch enkele algemene richtlijnen te destilleren. Neem om te beginnen zowel je auteur als jezelf serieus, realiseer je goed dat je auteur niet je co-vertaler is, dus vraag geen dingen die je ook zelf had kunnen bedenken/opzoeken/navragen, bouw een band op met je auteur zoals je dat ook in het gewone leven met mensen doet, stapsgewijs, door niet alleen te vragen maar vooral ook te luisteren, en van daaruit verder te gaan. Doseer je vragen ook enigszins – niet iedere auteur zal blij zijn met een dagelijkse waslijst aan vragen. Te overwegen valt om je auteur te benaderen zodra je aan de vertaling begint, met de vraag of je in de loop van het project wellicht wat dingen mag voorleggen. Het kan zinvol zijn om dan meteen te vragen wat de auteur het liefst heeft: mailen zodra je met een vraag zit, of alles opsparen tot het einde? Mijn voorkeur is zonder meer de laatste optie, aangezien de ervaring heeft geleerd dat veel vragen gaandeweg beantwoord worden, dat veel puzzelstukken als vanzelf in elkaar vallen.

Overigens zul je vaak via de Nederlandse uitgever aan het mailadres moeten zien te komen. Het komt de laatste jaren steeds vaker voor dat uitgevers het contact via henzelf en de agent van de auteur willen laten lopen. Naar ik begrijp heeft dat twee redenen: het is een methode om al te overdadig mailende vertalers enigszins af te remmen; en mocht de vertaler een ‘fout’ uit de tekst halen, dan is meteen de agent op de hoogte.

Al helemaal in dat laatste geval verdient ook de toon aandacht. Mocht je bijvoorbeeld je auteur op een vergissing ‘betrappen’, ga dan niet triomfantelijk van de toren blazen, maar vraag eerst (jezelf af) of er misschien een bedoeling achter zit, of er misschien een bepaald effect wordt beoogd, of de lezer misschien bewust op het verkeerde been wordt gezet. Druk je auteur niet in een hoek maar laat een respectvolle ruimte in je formulering. Op mijn vraag aan een schrijfster of er echt een jaguar in Afrika rondliep, of dat dit een luipaard moest zijn, kreeg ik een eenregelig antwoord: “Not everyone understands my Natasha-isms.” Kennelijk had ik hier een verkeerde snaar geraakt.

Maar vaker heb ik leuke, nuttige, warme en informatieve reacties gekregen. Op zo’n manier kan er een band groeien met je auteur, een band die misschien zelfs weer op indirecte wijze kan bijdragen aan een beter begrip van de wereld die de auteur schetst, en daarmee misschien aan een betere vertaling. Ik heb een week met Nathaniel Rich opgetrokken en zijn hele manier van praten – snel, springerig, associatief, vernieuwend – maakte me duidelijk in welke richting ik het moest zoeken bij de vele opmerkelijke woordcombinaties in zijn tekst. Edward St Aubyn, met wie ik ook een persoonlijke band heb opgebouwd, uit zich volkomen anders: bedachtzaam, precies, dodelijk trefzeker, vilein, licht archaïsch. Op grond van onze ontmoetingen weet ik dat St Aubyn geen gelegenheid voorbij zal laten gaan om ‘twee dingen tegelijk te verwoorden’. Waar zijn Melrose novels ruimte laten voor een keuze tussen een neutrale of een meer ironische vertaling, durf ik zonder scrupule de ironische stem in mij de vrije loop te laten.

Door het contact met je auteur, in welke vorm ook, krijg je misschien niet meteen een handzame plattegrond à la Harstad aangereikt, maar op zijn minst zal er wat licht naar binnen kieren in de krochten waar wij als vertalers, soms op de tast, onze weg moeten vinden.

Bibliografie

Harstad, Johan. Max, Mischa en het Tet-offensief. Vertaald door Edith Koenders en Paula Stevens. Amsterdam: Podium, 2017.

Porter, Max. Verdriet is het ding met veren. Vertaald door Saskia van der Lingen. Amsterdam: Bezige Bij, 2017.

Smith, Ali. Herfst. Vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer. Amsterdam: Prometheus, 2018.

Smith, Ali. Winter. Vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer. Amsterdam: Prometheus, 2018.

Noten

[1]      http://www.letterenfonds.nl/nl/entry/1838/vertaling-is-een-omhelzing, vertaling Saskia van der Lingen. Gezien 22-1-2019.
[2]      https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/vrijdag-vertaaldag/2017/week-17-david-mitchell/, vertaling Marije Kok, gezien 22-1-2019.         
[3]      http://authors-translators.blogspot.com/2014/11/ali-smith-and-her-translators.html, gezien 22-1-2019.
[4]      http://www.letterenfonds.nl/images/2018-09/lezing-edith-koenders--paula-stevens.pdf, gezien 22-1-2019.
[5]      https://www.youtube.com/watch?v=D4_K3EkPHr4, gezien 22-1-2019.
[6]      Vertaling Peter Bergsma, voor de Groene Amsterdammer, april 2014, #14.
[7]      Zie ook hoofdstuk 1.5.
[8]      “Er is geen hedendaagse schrijver die zo dol is op woordspelingen als de Schotse Ali Smith – ze steekt zelfs Thomas Pynchon naar de kroon. Het is meer dan alleen een voorliefde – Smiths hele denken voltrekt zich in en via woordspelingen, ze gebruikt ze om haar verhaal vaart te geven, uit te bouwen en diepte te verlenen” (mijn vertaling).
[9]      Zie ook hoofdstukken 2.5 en 2.7.
[10]    “Ik maak het ze niet makkelijk met mijn boeken, die gaan over de structuur van taal, die wemelen van de woordspelingen en waarin de plot vaak op de laatste plaats komt – ik denk dat ze het boek min of meer opnieuw moeten schrijven en een manier moeten zien te vinden waarop het werkt in elke afzonderlijke taal (…). Over het algemeen heb ik het gevoel dat ik bij vertalers in goede handen ben!” (mijn vertaling).
[11]    “We zijn op een vrijwel onoverkomelijk probleem gestuit met Elizabeths achternaam. Demand heeft geen betekenis in het Nederlands en klinkt heel anders dan de/du monde. We begrijpen dat het een grote ingreep is in een zo zorgvuldig gecomponeerd boek, maar willen toch vragen of we de naam in het hele boek mogen veranderen in Demond. In het Nederlands betekent dat ‘de mond’ en daarmee is die naam zowel bruikbaar voor de scène in het postkantoor (…) als voor Daniels opmerkingen” (mijn vertaling).
[12]    “Ik zou toch willen voorstellen dat jullie in dit geval vasthouden aan de naam Demand en, net als Daniel, de verwijzing gewoon via het Frans laten lopen” (mijn vertaling).

Inhoudstafel

Voorwoord bij de tweede editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Woord vooraf bij de eerste editie – Lieven D’hulst & Chris Van de Poel

Deel I – Het werk in goede banen

1.1.    Literair vertaler word je, woord na woord … – Carlo Van Baelen

1.2.    Zichtbaarheid van literair vertalers – Gys-Walt van Egdom en Christophe Declercq

1.3.    Basiskennis en -vaardigheden – Chris Van de Poel

1.4.    Naslag – Chris Van de Poel

1.5.    Hoe bronteksten lezen? – Philippe Noble

1.6.    Relatie tussen auteur en vertaler – Nicolette Hoekmeijer

1.7.    Vertolking 2.0 – Over het opnieuw vertalen van klassiekers – Barber van de Pol

1.8.    Duovertalen – Niek Miedema & Harm Damsma

Deel II – Belangrijke begrippen

2.1.    Equivalentie in de vertaalpraktijk en de vertaalstudie – Henri Bloemen

2.2.    Verre culturen en het vertalen van realia – Luk Van Haute

2.3.    Vertaalprocedés – Stella Linn

2.4.    Vertaling en stijl – Cees Koster

2.5.    Creatief vertalen – Harm Damsma

2.6.    De vertaling van meerstemmigheid en meertaligheid – Désirée Schyns

2.7.    Humor – Jeroen Vandaele

2.8.    Vertalen als intertekstuele praktijk – Paul Claes

2.9.    Technologie voor literair vertalers – Gys-Walt van Egdom

Deel III – Een focus op genres

3.1.    Het vertalen van narratief proza – Franco Paris

3.2.    De regels voorbij: het vertalen van poëzie – Onno Kosters

3.3.    Enige hardop uitgesproken gedachten over het vertalen van theater – Erik Bindervoet

3.4.    Denken in veelvoud: het vertalen van filosofische teksten – Jeanne Holierhoek

3.5.    Non-fictie vertalen – Jelle Noorman

3.6.    Vertalen van kinder- en jeugdliteratuur – Goedele De Sterck

Deel IV – Na het vertalen

4.1.    (Zelf)revisie – Laura van Campenhout & Ine Willems

4.2.    Omgaan met promotie, prijzen en recensies – Janny Middelbeek-Oortgiesen

4.3.    De beoordeling van de vertaling – Fedde van Santen

Bijlage I – Lijst van geciteerde vertalingen

Bijlage II – Bioschetsen van de auteurs

Namenregister